John 6:44

55) trekke; en

Dat is, tenzij dat hij dengene, die van nature onbekwaam en onwillig is, door de krachtige werking Zijns Heiligen Geestes bekwaam en willig maakt; Hand. 16:14; Fill. 2:13.

Ac 16.14 Joh 2.13

John 6:65

85) van Mijn Vader.

Grieks uit; dat is, door of van.

John 10:16

28) andere schapen, die

Namelijk de uitverkorenen uit de heidenen.

29) stal niet zijn;

Namelijk der Joodse gemeente; Joh. 11:51,52.

Joh 11.51,52

30) stem horen; en

Dat is, leer, van de apostelen en andere getrouwe dienaars des Woords hun voorgedragen.

31) kudde, [en] een Herder.

Dat is, ene gemeente, bestaande beiden uit Joden en heidenen; Ef. 2:13,14.

Eph 2.13,14

Acts 2:39

80) de belofte

Namelijk, die tevoren is verhaald uit Jo‰l. 2:28, en dat ook volgens het verbond Gods, dat Hij met Abraham en zijn zaad gemaakt heeft; Gen. 17:7.

Joe 2.28 Ge 17.7

81) uw kinderen,

Dat is, uwe zonen en dochteren; gelijk er staat Jo‰l. 2:28.

Joe 2.28

82) verre zijn,

Dat is, die nog namaals zullen geboren worden, van geslacht tot geslacht; of den heidenen; want die worden ook gezegd verre geweest te zijn; Jes. 57:19; Ef. 2:13.

Isa 57.19 Eph 2.13

83) toe roepen zal.

Namelijk tot de uitverkoren Joden, door de predikatie des Evangelies.

Romans 8:30

81) geroepen;

Namelijk tot het geloof en de gehoorzaamheid des geloofs door een krachtige roeping, Rom. 8:28.

Ro 8.28

82) gerechtvaardigd; en die

Namelijk voor hem, door het geloof; gelijk dit woord in dezen gehelen brief in deze stof wordt genomen, en het oogmerk des apostels medebrengt. Want deze rechtvaardigmaking is de naaste trap tot de verheerlijking.

83) verheerlijkt.

Namelijk hier, in de beginselen door de heiligmaking en aanneming tot kinderen, en hiernamaals, door de volle bezitting van deze heerlijkheid, Rom. 8:17,21; 2 Cor. 3:18.

Ro 8.17,21 2Co 3.18

Romans 9:23-24

63) opdat Hij zou bekend maken

Dit is het andere einde, hetwelk God voorgehad heeft in het verkiezen van de Zijnen, namelijk het bewijzen van Zijn overvloedige genade en heerlijkheid, welke Hij hun wil deelachtig maken; Rom. 8:29.

Ro 8.29

64) de vaten der barmhartigheid,

Dat is, over welken Hij Zich heeft willen ontfermen, om hen door Christus van het verderf te verlossen.

65) te voren bereid heeft tot heerlijkheid?

Dat is, van eeuwigheid geschikt en uitverkoren heeft tot het eeuwige leven; Ef. 1:4,5,6.

Eph 1.4,5,6
66) Welke Hij ook

Tot hiertoe heeft de apostel gesproken van Gods voornemen der verkiezing van sommigen en der verwerping van anderen; nu gaat hij voort en spreekt van de roeping dergenen, die verkoren zijn, ten dele uit de Joden, maar merendeels uit de heidenen; welke roeping het middel en kenteken is, waardoor de uitverkorenen Gods van anderen worden onderscheiden.

67) geroepen heeft,

Namelijk niet alleen uitwendig door het Woord, maar, ook inwendig door Zijnen Geest, gelijk het woordje uit ook medebrengt; want anderszins is naar de uitwendige roeping zowel de Jood als de heiden geroepen; Matth. 22:14; Rom. 8:28,30; 1 Cor. 1:26.

Mt 22.14 Ro 8.28,30 1Co 1.26
Copyright information for DutKant