Judges 18:2

3) uit hun einden,

Anders, van hun uitersten; dat is, beide van hogen en van lagen staat.

4) Zora en van Esthaol,

Zie boven, Richt. 13:2,25.

Jud 13.2,25

5) Micha,

Zie Richt. 17:1, enz.

Jud 17.1

1 Kings 12:31

50) huis der hoogten;

Dat is, een tempel op een verheven plaats, alwaar altaren opgericht waren, om afgoderij daarop te bedrijven.

51) geringsten

Hebreeuws, uit de einden, of uiterste delen des volks, dat is van de slechtsten en verachtsten des volks, en niet van de aanzienlijken. Of versta dit van beide soorten des volks; te weten, de hoge en de lage. Vergelijk deze manier van spreken met Gen. 47:2, en zie de aantekeningen daarop.

Ge 47.2

52) zonen van Levi.

Uit welke, en namelijk uit het geslacht A„rons, de priesters naar Gods instelling verkoren moesten worden.

Isaiah 56:11

Ezekiel 33:2

1) kinderen uws volks,

Zie boven Ezech. 3:11.

Eze 3.11

2) Wanneer Ik

Hebreeuws, een land, wanneer Ik het zwaar over, tegen, of in hetzelve zal brengen.

3) zwaard over enig land breng,

Dat is, oorlog, vijandelijken inval, met den aankleve van dien, door mijn rechtvaardig oordeel toeschik.

4) einden nemen,

Dat is, slechtelijk zoveel als uit, of onder hen, of uit hunne frontieren, uiterste grenzen, waar de wachter gemeenlijk gesteld worden om op alle aankomsten te letten. Zie verscheiden gebruik dezer manier van spreken Gen. 47:2; Richt. 18:2; 1 Kon. 12:31; idem Gen. 19:4; Jes. 56:11, in de aantekening.

Ge 47.2 Jud 18.2 1Ki 12.31 Ge 19.4 Isa 56.11
Copyright information for DutKant