Leviticus 19:13

18) arbeidsloon

Hebreeuws, werk, of, arbeid. Zie Job 7:2; Jer. 22:13, enz.

Job 7.2 Jer 22.13

Isaiah 40:10

39) de Heere HEERE

Te weten Christus. Dit zijn nu de woorden van den profeet.

40) tegen den sterke,

Te weten den duivel van de hel, Matth. 12:29; Joh. 12:31; Col. 2:15; Hebr. 2:14; 1 Joh. 3:8. Anders: met een sterke [hand].

Mt 12.29 Joh 12.31 Col 2.15 Heb 2.14 1Jo 3.8

41) zal heersen;

Anders, zal over hem [te weten den Satan] heersen; dat is, Christus zal den duivel overwinnen. [Alzo wordt heersen voor overwinnen genomen, onder Jes. 41:2]. Hij zal hem zijne wapenen uittrekken en zijne macht benemen. Vergelijk Luk. 11:21; Joh. 12:31; Col. 2:15; Hebr. 2:14.

Isa 41.2 Lu 11.21 Joh 12.31 Col 2.15 Heb 2.14

42) Zijn loon

Dat is, de straf, die Hij dien sterke en deszelfs aanhangers geven zal, te weten den Satan en den goddelozen mensen, dien zal Hij de eeuwige verdoemenis geven en de genadige beloning aan zijne uitverkorenen. Vergelijk Rom. 2:6; Openb. 22:12.

Ro 2.6 Re 22.12

43) bij Hem,

Te weten bij den Heere; gelijk Jes. 62:11.

Isa 62.11

44) Zijn arbeidsloon

Hebreeuws, zijn werk; dat is, werkloon, of vergelding, die Hij den mensen naar hun werk geven zal; vergelijk Jer. 22:13, met de aantekening.

Jer 22.13
Copyright information for DutKant