Leviticus 20:11

Joshua 2:19

20) zijn bloed zij op zijn hoofd,

Dat is, die zij zelf schuldig daaraan, indien zijn bloed vergoten wordt.

2 Samuel 1:16

22) Uw bloed zij op uw hoofd;

Zie Lev. 20:9, en Richt. 9:24.

Le 20.9 Jud 9.24

Matthew 27:25

21) Zijn bloed [kome]

Dat is, zo dit bloed onschuldig vergoten wordt, de straf of wraak van God daarvan kome op ons en onze nakomelingen. Hetwelk ook kort daarna door de Romeinen geschied is en nog geschiedt; Matth. 24:21. Dergelijks manier van spreken zie Lev. 20:9, en 2 Sam. 1:16.

Mt 24.21 Le 20.9 2Sa 1.16

Acts 18:6

13) schudde hij

Dit was een teken dat zij met hen gene gemeenschap meer wilden hebben.

14) Uw bloed [zij]

Dat is, de straf, niet alleen des tijdelijken maar ook des eeuwigen doods, haalt gij uzelven door uw eigen schuld op den hals. Zie van deze manier van spreken Lev. 20:9,12; 2 Sam. 1:16; Matth. 27:25.

Le 20.9,12 2Sa 1.16 Mt 27.25

15) ik ben rein;

Namelijk van uw bloed en verderf, overmits Ik u getrouwelijk voor het verderf heb gewaarschuwd en den weg der zaligheid aangewezen, dien gij niet hebt willen volgen; Ezech. 33:8,9; Hand. 20:26.

Eze 33.8,9 Ac 20.26
Copyright information for DutKant