Leviticus 26:6

8) te slapen liggen,

Of, slapen, of nederliggen. Alzo Gen. 19:4.

Ge 19.4

9) zal door uw land niet doorgaan.

Dat is, zal met geen oorlog gekweld worden. Alzo is het woord zwaard voor oorlog genomen; Num. 14:3; 2 Sam. 12:10; Jes. 1:20: Ezech. 30:4. Vergelijk de aantekeningen op Gen. 27:40.

Nu 14.3 2Sa 12.10 Isa 1.20 Eze 30.4 Ge 27.40

Leviticus 26:33

Job 19:29

57) vanwege

Hebreeuws, van het aangezicht des zwaards. Hij noemt ‚‚n soort der straffen, voor alle, welke van God over de onboetvaardigen gezonden worden.

58) de grimmigheid

Versta, de grimmigheid Gods, welke zich openbaart over de ongerechtigheden der mensen; Rom. 1:18. Zie 2 Kron. 28:13. Anders, [zulke] grimmigheid, te weten, als de vrienden van Job tegen Job openbaarden [is een] der misdaden van het zwaard, of brengt mede de straffen van het zwaard.

Ro 1.18 2Ch 28.13

59) zwaards;

Dat is, die het zwaard of enige andere straffen verdienen.

60) een gericht

Te weten, bij God, die de zonden straft in dit leven, •f in het toekomende, •f in beide.

Psalms 22:20

Copyright information for DutKant