Leviticus 8:35

38) wacht des HEEREN waarnemen,

Of, deze ordinantie des Heeren onderhouden. Versta, den schuldigen plicht der priesters in het waarnemen en onderhouden van al wat hun in den tabernakel te doen bevolen was, en bijzonder wat deze hunne wijding aanging. Vergelijk Num. 3:7,8, en Num. 9:19; 2 Kon. 11:5.

Nu 3.7,8 9.19 2Ki 11.5

39) opdat gij niet sterft;

Gelijk Nadab en Abihu naderhand wedervaren is, toen zij, tegen de ordinantie, vreemd vuur den Heere geofferd hebben.

Numbers 3:6-9

6) waarnemen zijn wacht,

Of, zijn bevel en last onderhouden. Hebreeuws, onderhouden zijn onderhouding. Zie dezelfde manier van spreken, onder, Num. 2:8,28,32,38, en Num. 9:19, idem, zie Lev. 8:35.

Nu 2.8,28,32 9.19 Le 8.35

7) gehele vergadering,

Dat is, die de gehele vergadering moesten waarnemen, in wier naam de eerstgeborenen der Isra‰lieten tevoren de bezorging hadden, gelijk Exod. 19:22 te zien is. Maar nu voortaan wordt dit ambt den Levieten opgelegd. Zie boven, Num. 1:53, en vergelijk onder, Num. 3:38, en Num. 16:9.

Ex 19.22 Nu 1.53 3.38 16.9
8) der kinderen Isra‰ls waarnemen,

Dat is, die de kinderen Isra‰ls tevoren zelf door hun eerstegeborenen te bewaren toestond.

Numbers 18:2

4) getuigenis.

Zie boven, Num. 17:4.

Nu 17.4

Ezekiel 40:46

87) wacht des altaars waarnemen;

Dat is, de bediening van het brandofferaltaar; waardoor sommigen [gelijk in Ezech. 40:45] verstaan den dienst der Levieten, dien zij den priesters in het offeren moesten doen bij het brandofferaltaar. Doch de aandachtige lezer kan vergelijken onder Ezech. 44:15.

Eze 40.45 44.15

88) Zadok,

Zie van dezen breder onder Ezech. 44:15.

Eze 44.15

89) naderen,

Dit naderen en genaken tot den HEERE [waarvan ook in het volgende dikwijls vermeld wordt] was ene afbeelding van de nadering van Jezus Christus, onzen Middelaar, tot den Vader voor ons, en voorts van de voorbidding der herders voor hunne kudde en van alle gelovigen [als geestelijke priesters] in het algemeen, met hunne gebeden en godsdiensten, in Christus' naam. Zie Jer. 30:21; Rom. 1:9,10; Ef. 1:16,17; Col. 4:12; Hebr. 10:19,22, enz., en Hebr. 13:17.

Jer 30.21 Ro 1.9,10 Eph 1.16,17 Col 4.12 Heb 10.19,22 13.17

Ezekiel 44:8

19) wacht van Mijn

Vergelijk boven Ezech. 40:45, met de aantekening.

Eze 40.45

20) heilige dingen niet waargenomen;

Hebreeuws, mijner heiligheden.

21) uzelven

Die gijzelf daartoe verkoren hebt, buiten en tegen mijn last.

Ezekiel 44:10

24) Maar de

Of, ja ook, zelfs, enz.

25) Levieten,

Hierdoor verstaan sommigen de priesters uit de Levieten, zijnde van Ithamar en Abjathar afkomstig, uit Ezech. 44:13, en de tegenstelling van Ezech. 44:15, en boven Ezech. 40:46, en Ezech. 43:19; zie 1 Kon. 2:27. Dit is ene afbeelding van de tucht, die in Gods kerk moet geoefend worden over al zulke bedienaars van Gods huis, die van den waren godsdienst en religie afwijkende, Gode en zijn kerk ontrouw zijn geworden, wanneer zij zich daarvan komen te bekeren; vergelijk 2 Kon. 23:9, met de aantekening aldaar.

Eze 44.13,15 40.46 43.19 1Ki 2.27 2Ki 23.9

26) drekgoden achterna,

Zie Lev. 26:30.

Le 26.30

27) ongerechtigheid dragen;

Dat is, straf hunner ongerechtigheid; zie Lev. 5:1.

Le 5.1

Ezekiel 44:14-15

34) wacht des huizes,

Vergelijk boven Ezech. 40:45, met de aantekening, en hier boven Ezech. 44:11.

Eze 40.45 44.11
35) Levietische priesters,

Anders, de priesters [en] de Levieten. Vergelijk boven Ezech. 40:45,46, met de aantekening.

Eze 40.45,46

36) kinderen van Zadok,

Dat is, nakomelingen van Zadok, die afkomstig was van A„ron door Eleazar en Pinehas, [welken een eeuwig priesterdom was toegezegd, Num. 25:13] en die in Abjathars plaats hogepriester werd. Zie 1 Kon. 2:27,35, met de aantekening. Zadok heet zoveel als rechtvaardig zijn, of een gerechtvaardigde. Deze kinderen van Zadok worden hier gesteld als een voorbeeld van alle wettelijke, waardige en bekwame dienaars der kerk van Christus [van den Koning der gerechtigheid en Hogepriester naar de ordening of wijze van Melchizedek] die hier van God in hun dienst vastgesteld, vereerd en gezegend worden.

Nu 25.13 1Ki 2.27,35

37) wacht Mijns heiligdoms hebben waargenomen,

Hun bevolen dienst getrouwelijk en bestendiglijk hebben verricht, of rein en zuiver zijn gebleven in het geloof en den waren godsdienst.

Copyright information for DutKant