Luke 12:11-12

13) zijt niet bezorgd,

Zie hiervan de verklaring Matth. 10:19.

Mt 10.19
14) leren, hetgeen [gij] spreken moet.

Matth. 10:19 staat geven; dat is ingeven.

Mt 10.19

John 16:13

23) zal gekomen zijn,

Dat is, na mijne hemelvaart over u zal uitgestort zijn.

24) al de waarheid

Namelijk die u nodig zal zijn te weten tot uitvoering van uw ambt, alzo dat gij dezelve niet alleen zult weten, maar ook in het leren derzelve niet zult kunnen dwalen; Matth. 28:19.

Mt 28.19

25) van Zichzelven

Dat is, alleen, zonder den Vader en mij. Zie Joh. 5:30.

Joh 5.30

26) gehoord hebben,

Namelijk van den Vader en van mij. Zie Joh. 3:32, en Joh. 15:15.

Joh 3.32 15.15

Romans 8:34

96) die verdoemt?

Dat is, die den vloek en de straf der zonde tegen ons zou uitvoeren.

97) Die gestorven is;

Namelijk om ons van den vloek en de straf der zonde te bevrijden; Gal. 3:13.

Ga 3.13

98) opgewekt is,

Namelijk om ons de rechtvaardigheid toe te brengen; Rom. 4:25.

Ro 4.25

99) ter rechter[hand] Gods is,

Namelijk om ons van alle vijanden te verlossen, en den Heiligen Geest tot verzekering hiervan te geven; Joh. 16:7; Hand. 2:33.

Joh 16.7 Ac 2.33

100) Die ook voor ons bidt.

Namelijk om ons Zijne gerechtigheid door Zijn voorbidden toe te eigenen, Joh. 17:20; in deze vier zaken bestaat onze ganse verzoening met God.

Joh 17.20

Galatians 4:6

19) gij

Namelijk gelovige Galaten, die tevoren heidenen waart.

20) kinderen zijt,

Namelijk Gods, door den Zoon Gods geworden, en om Zijnentwil van God tot kinderen aangenomen, die tevoren kinderen des toorns en vijanden Gods waart. Zie Rom. 5:10; Ef. 2:12, en nu het recht en de vrijheid geniet van Gods kinderen, gesteld buiten de voogdij der wet, en bevrijd van haar vloek.

Ro 5.10 Eph 2.12

21) den Geest Zijns

Dat is, den Heiligen Geest, die als een onderpand in uwe harten u verzekert van deze genadige aanneming tot kinderen, en van de erfenis die den kinderen toekomt; 2 Cor. 1:22, en 2 Cor. 5:5; Ef. 1:13.

2Co 1.22 5.5 Eph 1.13

22) Die roept:

Dat is, door welken wij roepen, Rom. 8:15. Dat is, die in ons werkt, dat wij vrijmoedig en met verzekering tot God roepen. Zie dergelijke wijze van spreken Rom. 8:26.

Ro 8.15,26

23) Abba, Vader!

Zie de verklaring hiervan op de aantekeningen Rom. 8:15.

Ro 8.15

1 John 2:1

1) kinderkens, ik

Dit woord gebruikt hij om zijn vriendelijkheid tegen hen te betonen, gelijk Christus, Joh. 13:33; en noemt de gelovigen met dezen naam, niet alleen omdat hij velen van hen door de prediking van het Evangelie gelijk als gebaard had, 1 Cor. 4:15; Filem.:10; maar ook om zijn hogen ouderdom.

Joh 13.33 1Co 4.15

2) opdat gij niet zondigt.

Dat is, niet opdat gij deze leer zoudt misbruiken om daarop te vrijer te zondigen.

3) En indien iemand

Of maar.

4) wij hebben een

Dat is, opdat gij zoudt weten, en u daarmede troosten, dat wij hebben, enz.

5) Voorspraak

Grieks paracleton; welke titel eigenlijk betekent een advocaat of voorspraak, die iemands zaak voorspreekt en uitvoert in gericht; en wordt hier Christus toegeschreven, omdat Hij bij den Vader voor ons bidt; Rom. 8:34.

Ro 8.34

6) bij den Vader,

Namelijk dien wij met onze zonden hebben vertoornd.

7) den Rechtvaardige;

Zo wordt Hij toegenaamd Jes. 53:11; Zach. 9:9; Hand. 7:52; omdat Hij zonder enige zonde is geweest. Zie 1 Joh. 3:5, en daarom bekwaam om onze voorspraak te wezen; Hebr. 7:26; en 1 Petr. 3:18.

Isa 53.11 Zec 9.9 Ac 7.52 1Jo 3.5 Heb 7.26 1Pe 3.18
Copyright information for DutKant