Malachi 3:1

1) Ik zende

Dit zijn de woorden van den Heere Christus.

2) Mijn engel,

Of, mijnen bode, te weten, Johannes de Doper; Matth. 11:10; Mark. 1:2; Luk. 1:76, en Luk. 7:27.

Mt 11.10 Mr 1.2 Lu 1.76 7.27

3) bereiden zal;

Hebr. ruimen zal, dat is, die uit den weg zal ruimen, wegnemen, alle beletselen, door zijne predikatie, enz. het volk bereide en aanleidende om Christus te ontvangen; zie Jes. 40:3, enz., Matth. 3:3.

Isa 40.3 Mt 3.3

4) snellijk

Of, haast; te weten, haast nadat Johannes de Doper zal gekomen zijn en den weg zal bereid hebben.

5) tot Zijn tempel komen

Dat is, Christus zal in het vlees verschijnen in den nieuwherbouwden tempel; waardoor ook afgebeeld is zijn gemeente.

6) die Heere,

Ik de Heere Jezus Christus.

7) Dien gijlieden zoekt,

Dat is, wiens komst gijlieden wenst en begeert, of immers voorgeeft dat gij naar Hem verlangt. De godzaligen onder de Joden wensten en hoopten op de komst van den Messias, als hun Zaligmaker; Matth. 13:17; Luk. 10:24.

Mt 13.17 Lu 10.24

8) de Engel des verbonds,

Te weten, Christus, die een Middelaar is van het genadeverbond tussen God en Zijn kerk. Zie 2 Cor. 5:19.

2Co 5.19

John 2:19

22) Breekt dezen tempel,

Grieks ontbindt, of ontdoet.

Copyright information for DutKant