Matthew 20:8
5) rentmeester: Grieks, Epitropos; dat is, die de bediening of zorg had van zijn goederen, of die zorg had over het ontvangen en uitgeven van zijn inkomen.Luke 12:42
39) het bescheiden deel Grieks toegemeten spijs, of koren.Luke 16:1
1) rentmeester had; Grieks huishouder, of huisbezorger; die gesteld is over de ontvangst en uitgaaf der goederen. 2) doorbracht. Grieks verstrooide, of verkwistte.1 Corinthians 4:1
1) uitdelers der Gr. Oikonomous. Dat is, huisverzorgers, of uitdelers van Gods huis. Namelijk in het uitdelen en bedienen van Zijn Woord en Zijne sacramenten, 1 Cor. 2:7. Zie van dit woord Luk. 16:1. 1Co 2.7 Lu 16.1
Copyright information for
DutKant