Matthew 23:14

13) den schijn van

Of dekmantel.

14) lang te bidden;

Dat is, onder schijn van godsvrucht en voor haar te bidden, berooft gij haar van hare middelen. Zie ook 2 Tim. 3:6. Of, onder een schijn of tot een dekmantel, zijt lang biddende.

2Ti 3.6

15) zwaarder oordeel

Grieks, overvloediger.

Luke 23:40

Romans 2:3

6) dezelve doet

Namelijk al is het dat gij die bedekt doet, of zo onbeschaamd niet als andere.

Romans 5:16

47) den een,

Namelijk Adam, gelijk voren.

48) de schuld is wel uit een

Of, oordeel, dat is, schuld, gelijk 1 Tim. 5:12. Namelijk waardoor wij om de zonde voor Gods oordeel den tijdelijken en eeuwigen dood schuldig zijn, gelijk uit het volgende blijkt.

1Ti 5.12

49) verdoemenis,

Namelijk voor degenen, die door het geloof in Christus van dezen verdoemelijken staat niet verlost worden.

50) vele misdaden

Namelijk dergenen, die deze algemene zonde met vele bijzondere zonden hebben verzwaard, gelijk alle mensen doen, die tot hunne jaren gekomen zijn.

Romans 13:2

9) tegen de macht stelt,

Namelijk niet alleen met opstand, gelijk Absalom, maar ook met ongehoorzaamheid in zaken, die tegen Gods Woord niet strijden.

10) een oordeel

Dat is, ene straf, zo van God als van de overheden.

11) halen.

Grieks, ontvangen.

1 Corinthians 11:30

79) Daarom zijn onder

Dat is, om dit misbruik des heiligen Avondmaals.

80) slapen.

Dat is, zijn alrede gestorven. Zie Matth. 9:24, en Matth. 27:52; Joh. 11:11; 1 Cor. 7:39, en 1 Cor. 15:6,18; 1 Thess. 4:13.

Mt 9.24 27.52 Joh 11.11 1Co 7.39 15.6,18 1Th 4.13

James 3:1

1) vele meesters,

Daarmede bestraft hij niet degenen die het leer-ambt begeren, #1Tim. 3:1, maar degenen die zich aanmatigen als grote meesters anderen lichtvaardig te oordelen en te berispen; hoedanige velen gevonden worden, daar de mensen zo geaard zijn, dat zij gebreken van anderen licht zien en berispen, en hunne eigene niet zien. Zie Matth. 7:1; Luk. 6:37.

1Ti 3.1 Mt 7.1 Lu 6.37

2) te meerder

Grieks groter; dat is, zeer groot en zwaar.

3) oordeel zullen ontvangen.

Dat is, straf, daar deze na gegeven vonnis pleegt te volgen; zie 1 Cor. 11:31. Deze straf wordt uitgedrukt Matth. 7:2, en is rechtvaardig, daar zij anderen veroordelen in hetgeen waaraan zijzelf schuldig zijn, en zo ook tegen zichzelf vonnis strijken.

1Co 11.31 Mt 7.2
Copyright information for DutKant