Matthew 23:19

Hebrews 9:14

41) door den eeuwigen Geest

Dat is, door zijn eeuwige godheid, waardoor de kracht en waardigheid der offerande van Christus is voortgekomen, gelijk Hand. 20:28 ook wordt aangewezen; en gelijk de eeuwige godheid van Christus ook een Geest wordt genoemd; Rom. 1:4; 1 Tim. 3:16; 1 Petr. 3:18.

Ac 20.28 Ro 1.4 1Ti 3.16 1Pe 3.18

42) uw geweten

Dat is, uwe zielen, verstand, wil en genegenheid, waarvan de conscienti‰n ook het gevoel hebben, om te weten hetgeen ons door God geschonken is; 1 Cor. 2:12. Anderen lezen: onze conscienti‰n.

1Co 2.12

43) dode werken,

Dat is zonden. Zie Hebr. 6:1.

Heb 6.1

Revelation of John 6:9

18) onder het altaar de zielen

Namelijk die in het heilige in den tempel des hemels voor den troon Gods stond; gelijk Openb. 8:3, en Openb. 16:17 wordt uitgedrukt. Welk altaar Christus is, Hebr. 13:10; die zo genaamd wordt, omdat onze gebeden Gode niet aangenaam zijn, dan als die in Zijn naam gedaan worden, Joh. 16:23, en door Hem Gode geofferd; Hebr. 13:15. In de tegenwoordigheid van Christus dan, en als onder Zijn schaduw, gelijk David van den tabernakel spreekt, Ps. 27:5, en Johannes hierna, Openb. 7:16,17, hebben zich deze heilige zielen vertoond, welker lichamen tevoren gemarteld waren door de ongelovige Joden, heidenen en valse christenen; en dat deze heilige zielen bij Christus hun woning en troost hebben, blijkt klaarlijk uit 2 Cor. 5:8, en Filipp. 1:23, en hierna uit Openb. 7:15,16, enz.

Re 8.3 16.17 Heb 13.10 Joh 16.23 Heb 13.15 Ps 27.5 Re 7.16,17 2Co 5.8 Php 1.23 Re 7.15,16

19) gedood waren om het Woord Gods,

Grieks geslacht.

Revelation of John 8:3

5) een andere engel, en stond

Namelijk van een andere natuur, die hier tussenbeiden is gekomen eer de andere zeven hebben gebazuind; en door dezen engel wordt hier noodwendig Christus onze Middelaar verstaan, de engel des verbonds en het aanschijn Gods, Jes. 63:9, en Mal. 3:1; die alleen de priester des hemels is, en onze gebeden met het reukwerk Zijner verdiensten, op het gouden altaar, dat is, op zichzelf Gode tot een aangenamen reuk offert en voordraagt, gelijk betuigd wordt Rom. 8:34; Ef. 5:2; Hebr. 4:14, en Hebr. 9:24, en Hebr. 13:10,15; 1 Joh. 2:1.

Isa 63.9 Mal 3.1 Ro 8.34 Eph 5.2 Heb 4.14 9.24 13.10,15 1Jo 2.1

6) gegeven, opdat hij het [met]

Namelijk van God Zijn Vader, dewijl Hij Hem tot een Middelaar heeft gesteld.

7) de gebeden aller heiligen

Grieks zou geven de gebeden. Dit verstaan enigen van de gebeden aller gelovigen op aarde, die gedurig tot God roepen en zuchten, dat Zijn rijk kome, en dat Hij hen verlosse van den boze. Anderen verstaan dit van de gebeden der martelaars in het bijzonder, waarvan hiervoor is gesproken, Openb. 6:10; doch kan wel van al de gebeden der kinderen Gods in het algemeen verstaan worden.

Re 6.10
Copyright information for DutKant