Nehemiah 5:7
9) edelen, Hebreeuws, witten; zie boven, Neh. 2:16. Ne 2.16 10) vordert Of, legt op, perst af, overdringt. Anders, gij leent, een ieder zijn broeder, [met] last; en zo in het volgende. 11) een last, Versta door dezen last den woeker en de verzetting of verpanding van goederen en mensen. 12) belegde ik Hebreeuws eigenlijk, ik gaf; dat is, ik stelde een grote bijeenkomst aan.
Copyright information for
DutKant