Nehemiah 6:10-11

15) Als ik nu

Het voorgaande hadden de vijanden van buiten gedaan. Hier verhaalt Nehemia wat hem van zijn valse broeders is wedervaren van binnen.

16) Delaja,

1 Kron. 24:18 wordt vermeld van een Delaja, dat hij de voornaamste priester der drie en twintigste beurt geweest is, van welken sommigen menen dat deze Semaja een nakomeling geweest is.

1Ch 24.18

17) besloten,

Veinzende dat hij zich in zijn kamer aan den tempel [gelijk te vermoeden is, omdat de priesters daar hun kamers hadden] in eenzaamheid hield, vanwege devotie of enige religieuze gelofte, om alzo Nehemia onder schijn van heiligheid met zijn profetie [alsof zij van God kwam] te bekwamer te bedriegen, waarvan in het volgende. Vergelijk 1 Sam. 21:7.

1Sa 21.7

18) in het midden

Dat is, in den tempel.

19) als ik,

Die een goede conscientie heb, en ten volle verzekerd ben dat mijn beroep en werk van God is. Hieruit kon Nehemia ook afnemen dat zijn profetie niet van God was.

20) levend bleve?

Gelijk somtijds de misdadigers zich zoeken te behouden in het huis Gods. Zie Exod. 21:14; 1 Kon. 1:51, en 1 Kon. 2:28. Ook waren de deuren in de poorten nog niet opgehangen, onder Neh. 7:1, zulks dat er mogelijkheid van gevaar bij nacht voor Nehemia zijnde, deze Semaja veinst, alsof hij Nehemia uit goede genegenheid in den tempel wil bergen. Maar het was bedrog. Anders, en leven, of levend blijven, alsof hij zeide: Ik zou toch den dood hebben te vrezen of te verwachten, zo ik tegen Gods bevel in den tempel ging.

Ex 21.14 1Ki 1.51 2.28 Ne 7.1

Amos 7:13

37) voortaan

Hebr. niets toedoen, of voortvaren meer te profeteren.

38) niet meer profeteren;

Verg. Amos 2:12.

Am 2.12

39) heiligdom,

Dat is, de plaats, die de koning voor zijn heiligdom houdt, daar hij zijn plechtigen godsdienst bij het gouden kalf verricht, waartegen men hier geen profeteren mag lijden. Sommigen verstaan hierdoor den koning Melech, of Molech, den groten afgod en koning van Isra‰l; zie Amos 5:26.

Am 5.26

40) huis des koninkrijks.

Dit kan men verstaan van een koninklijk hof, dat de koning ongetwijfeld te Bethel mede gehad heeft, als hij daar woonde, om zijn afgoderij te plegen: of van de plaats waar het opperste recht en de koniklijke rijksraad geweest zijn; of men kan het alzo verstaan, dat gans Isra‰l hier in den afgodischen tempel [huis voor tempel] gewoon was te komen, enz.; zulks dat het, naar zijnen zin, voor Amos niet alleen niet veilig, maar ook zulke profetie‰n aldaar gans onlijdelijk waren.

Copyright information for DutKant