Numbers 12:14

14) smadelijk

Hebreeuws, spuwende gespuwd had; de zin is: Gelijk een dochter, vanwege enige grote misdaad door haar vader in haar aangezicht gespuwd zijnde, waardig is tenminste zeven dagen uit zijn tegenwoordigheid te blijven, alzo is nog veel meer een dochter, uit oorzaak ener grotere zonde, waarover haar aangezicht met melaatsheid van Mij beklad is, waardig van Mij, die haar hemelse Vader ben, zeven dagen uit het leger, waarin Ik woon, afgezonderd te worden, tot een exempel van anderen.

15) aangenomen worden!

Hebreeuws, bijgezameld worden; te weten, tot het leger, van hetwelk zij om haar melaatsheid afgezonderd moest worden, Lev. 13:46, en boven, Num. 5:2, en daarna aangenomen, genezen zijnde; Lev. 14:8. Alzo in Num. 12:15. Vergelijk 2 kon. 5:3 en de aantekeningen.

Le 13.46 Nu 5.2 Le 14.8 Nu 12.15 2Ki 5.3

2 Kings 5:6-7

16) ontledigd

Te weten, door middel van uw profeet Elisa, gelijk men kan oordelen dit zijn mening geweest te zijn, uit hetgeen boven, 2 Kon. 5:4, verhaald is; maar de koning Isra‰ls heeft dit zo verstaan, alsof hij in eigen persoon door den brief belast geweest ware, den vorst Na„man van zijn melaatsheid te genezen, gelijk blijkt uit 2 Kon. 5:7.

2Ki 5.4,7
17) zoekt.

Te weten, om mij oorlog aan te doen indien ik dezen Na„man niet genees, want hij weet wel dat dit in mijn vermogen niet is.

2 Kings 5:11

23) ik zeide

Anders, ik zeide: Tot mij zal hij zekerlijk uitkomen, enz.

24) zal zekerlijk

Hebreeuws, uitkomende uitkomen.

25) plaats strijken,

Hebreeuws, bewegen.

26) den melaatse

Dat is, mij van mijn melaatsheid genezen. Anders, het melaatse; dat is, de melaatsheid wegnemen. Zie boven, 2 Kon. 5:3.

2Ki 5.3

Psalms 26:9

11) Raap

Hebr. verzamel niet, dat is hier, verzamelende raap niet weg; gelijk men eerst verzamelt hetgeen men daarna op- en wegneemt. De zin is, breng mij niet om met de goddelozen, met wier doen ik toch gene gemeenschap heb, gelijk volgt. Alzo wordt Het Hebr. woord, dat verzamelen betekent, gebruikt voor wegrapen; Gen. 30:23; Jes. 4:1; Jer. 8:13, en Jer. 16:5; en voorts van sterven, omkomen, het leven verliezen. Zie Richt. 18:25; 1 Sam. 15:6; Jes. 57:1; Ezech. 34:29. Verg. ook Ps. 28:3, en Gen. 25:8. Somtijds wordt het ook gebruikt van gunstig opnemen in huis, of onderdak of deksel nemen, innemen, aannemen. Zie Num. 12:14; Joz. 20:4; Richt. 19:15; Ps. 27:10; Jer. 47:6, en verg. Matth. 23:37.

Ge 30.23 Isa 4.1 Jer 8.13 16.5 Jud 18.25 1Sa 15.6 Isa 57.1 Eze 34.29 Ps 28.3 Ge 25.8 Nu 12.14 Jos 20.4 Jud 19.15 Ps 27.10 Jer 47.6 Mt 23.37

12) mannen

Hebr. der bloede, dat is, bloedgierigen, moorddadigen, gelijk Ps. 5:7. Zie aldaar.

Ps 5.6
Copyright information for DutKant