Numbers 18:6

8) zij zijn ulieden een gave,

Of, zij zijn ulieden een gave, of geschenk, gegeven den HEERE, of des HEEREN; dat is, zij zijn u ten dienste geschonken, en alzo overgegeven om den HEERE te dienen.

9) den HEERE,

Anders, voor den Heere.

Psalms 55:22

44) mond

Dat is, de woorden zijns monds; waarom ook het bijgevoegde Hebr. woord in het getal van velen staat, zijn gladder.

45) dan boter,

Of, dan of zij boterig, of geboterd waren. Anders: zij maken hunnen mond glad, of zij verzachten hunnen mond [als] boter.

46) krijg;

Dat is, vol van krijg of strijd, zij hebben niets dan enkel strijd in den zin, tegen mij.

47) blote

Hebr. geopende, uitgetogene; dat is, zij zijn dodelijk wondende, zij zoeken mij daardoor in het verderf te brengen, Verg. Spreuk. 12:18, en Ps. 57:5.

Pr 12.18 Ps 57.4

Ezekiel 46:5

9) zijner hand zijn;

Dat is, naar zijn vermogen, naardat de Heere hem gezegend zal hebben, of hij van den Heere ontvangen hebbe; vergelijk Ezech. 46:7,11, en Deut. 16:17.

Eze 46.7,11 De 16.17

Ezekiel 46:7

12) bekomen zal;

Of, verkregen hebben; vergelijk boven Ezech. 46:5, en de manier van spreken met Num. 6:21; idem Lev. 5:11, en Lev. 12:8, en Lev. 14:21, en Lev. 25:28, enz.

Eze 46.5 Nu 6.21 Le 5.11 12.8 14.21 25.28

Ezekiel 46:11

19) gave zijner hand;

Gelijk boven Ezech. 46:5,7.

Eze 46.5,7
Copyright information for DutKant