Numbers 6:23

33) zegenen,

Dat is, als priesters en dienaars Gods in de algemene bijeenkomst, alles goeds, welvaren en zaligheid aan de gemeente van God toewensen.

Deuteronomy 10:8

10) om voor het aangezicht des HEEREN te staan,

Dat is, om hem in de verrichting van den godsdienst in zijn heilige woning te dienen, gelijk de volgende woorden verklaren. Vergelijk onder, Deut. 17:12, en Deut. 18:5,7; Richt. 20:28; 1 Kon. 17:1; Ps. 134:1, en Ps. 135:2; Ezech. 44:15,16.

De 17.12 18.5,7 Jud 20.28 1Ki 17.1 Ps 134.1 135.2 Eze 44.15,16

11) in Zijn Naam te zegenen,

Om Gods zegen in zijn naam of van zijnentwege over het volk in het scheiden der vergadering uit te spreken. Zie Lev. 9:23.

Le 9.23

1 Chronicles 23:13

22) dat hij heiligde

Te weten, om de heilige dingen heiliglijk te mogen behandelen en bedienen, waartoe dezelve van God geheiligd en verordineerd waren; onder deze heilige dingen kan men verstaan de beide altaren, de tafel, den gouden kandelaar, de ark des verbonds, enz.; wanneer iemand anders dan de priesters deze dingen aanroerde, zo wordt gezegd dat die dingen veronreinigd of ontheiligd werden.

23) de allerheiligste

Hebreeuws, de heiligheid der heiligheden.

24) te zegenen.

Zie den vorm van zegening, Num. 6:24.

Nu 6.24

Psalms 72:15

31) leven;

Dat is, een lang leven hebben, gelijk men den koningen pleegt toe te wensen, 2 Sam. 16:16; 1 Kon. 1:31,39. Verg. 1 Kon. 11:42, en Christus aangaande, Jes. 53:10; Rom. 6:9; Hebr. 7:3, en Hebr. 13:8.

2Sa 16.16 1Ki 1.31,39 11.42 Isa 53.10 Ro 6.9 Heb 7.3 13.8

32) hem bidden

Niet alleen voor Salomo en zijn rijk, maar wel bijzonderlijk voor den voortgang van het geestelijk koninkrijk van Christus. Zie Ps. 118:25,26.

Ps 118.25,26

33) zegenen.

Dat is, hogelijk loven en roemen. Anders aldus: En Hij [Christus] zal hem [den arme] geven van het goud van Scheba, en Hij [Christus] zal geduriglijk voor hem [den arme] bidden; den gansen dag zal Hij [Christus] hem [den arme] zegenen.

Copyright information for DutKant