Proverbs 19:11

30) vertrekt

Hebreeuws, verlengt; dat is vertraagt zijnen toorn, stelt hem uit, houdt hem in. Anders: het is een kloek verstand van den mens, dat hij zijn toorn vertrekt. Dezelfde manier van spreken is ook Jes. 48:9.

Isa 48.9

31) zijn sieraad

Te weten, des mensen.

32) de overtreding

Dat is, het kwaad, dat hem aangedaan is, voorbij te gaan, door hetzelve te vergeten en te vergeven, naardat de eer Gods en de stichting der mensen zulks lijden kunnen.

Amos 8:2

3) einde is gekomen over Mijn volk Isra‰l;

In het Hebr. komt het woord zomer, of zomervrucht, en het woord eide zeer na overeen, zulks dat de naam van het ene aan het andere kon doen gedenken. Verg. Jer. 1:11.

Jer 1.11

4) voorbijgaan.

Zie Amos 7:8.

Am 7.8

Micah 7:18

90) vergeeft,

Of, wegneemt; zie Ps. 25:18.

Ps 25.18

91) overblijfsel Zijner erfenis

Dat is, zijne uitverkorenen, gelovigen, of kerk; zie Micha 7:14.

Mic 7.14

92) voorbijgaat?

Dat is, overziet, niet toerekent, niet aanziet naar zijne gerechtigheid, of in toorn; verg. 2 Sam. 12:13, met de aantekening.

2Sa 12.13

93) houdt Zijn toorn niet in eeuwigheid;

Verg. Jer. 3:5,12, en zie het tegendeel ten aanzien van Gods en zijns volks vijanden, Nah. 1:2.

Jer 3.5,12 Na 1.2

94) want Hij heeft lust aan goedertierenheid.

Of, maar.

Copyright information for DutKant