Proverbs 2:14

24) des kwaden;

Te weten, •f van den persoon, •f van het werk.

Proverbs 9:3

10) Haar dienstmaagden

Versta door deze de bedienaren des Goddelijken Woords, die van Christus uitgezonden worden om de mensen te nodigen tot de gemeenschap der kerk en alle geestelijke goederen, die daarin uitgedeeld worden; 2 Cor. 5:19,20.

2Co 5.19,20

11) tinnen

Hebreeuws, vleugels; dat is, lage muren, of leuningen, gemaakt boven op de platte daken van hoge gebouwen, opdat degenen, die op het dak gingen, buiten gevaar van afvallen zouden zijn. Zie Deut. 22:8, en vergelijk boven Spreuk. 8:2.

De 22.8 Pr 8.2
Copyright information for DutKant