Psalms 104:15

29) den wijn,

Te weten, doet Hij voortkomen. Den wijn, dat is, den wijnstok waar de druiven vol wijn aan wassen.

30) verheugt,

Zie Richt. 9:9,13; Ps. 23:5.

Jud 9.9,13 Ps 23.5

31) van olie;

Het was eertijds zeer gebruikelijk in het Joodse land, dat de mensen hun lichaam, inzonderheid het hoofd en het aangezicht, met olie bestreken om het te verfrissen; Ps. 23:5.

Ps 23.5

32) het brood, dat

Dat is, het koren, waar men het brood van maakt.

33) sterkt.

Of, ondersteunt, onderstut. Zie 1 Kon. 13:7.

1Ki 13.7

Isaiah 28:27

89) met den dorswagen,

De Joden hebben eertijds hunne zaadvruchten op verscheidene wijzen uitgedorst, over sommig zaad sleepten zij een dorswagen of dorsslede, over sommig trokken of stieten zij een rad, ander deden zij de ossen uittreden; het zaad, dat in blaasjes wast, sloegen zij met stokken uit. Zo is dan dit de zin van Jes. 28:27: Gelijk de akkerman niet alle zaad op ‚‚ne wijze uitdorst, alzo straft ook God niet altoos op ‚‚ne wijze, maar den een harder dan den ander, naar gelegenheid van zaken.

Isa 28.27
Copyright information for DutKant