Psalms 104:15

29) den wijn,

Te weten, doet Hij voortkomen. Den wijn, dat is, den wijnstok waar de druiven vol wijn aan wassen.

30) verheugt,

Zie Richt. 9:9,13; Ps. 23:5.

Jud 9.9,13 Ps 23.5

31) van olie;

Het was eertijds zeer gebruikelijk in het Joodse land, dat de mensen hun lichaam, inzonderheid het hoofd en het aangezicht, met olie bestreken om het te verfrissen; Ps. 23:5.

Ps 23.5

32) het brood, dat

Dat is, het koren, waar men het brood van maakt.

33) sterkt.

Of, ondersteunt, onderstut. Zie 1 Kon. 13:7.

1Ki 13.7

Song of Solomon 5:1

1) in Mijn hof

Dat is, in mijne gemeente. Hier antwoordt de Bruidegom op het verzoek der Bruid, Hoogl. 4:16. Hij is vaardig om te doen de begeerte dergenen, die Hem vrezen, Ps. 145:19. Zie ook Exod. 20:24.

So 4.16 Ps 145.19 Ex 20.24

2) o Mijn zuster,

Zie boven Hoogl. 4:8,9.

So 4.8,9

3) Ik heb

Dat is, Ik heb genoten de gebeden en dankzeggingen der gelovigen, mitsgaders de goede en lieflijke vruchten der goede werken, die Ik in u teweeg gebracht heb door de krachtige werking des Heiligen Geestes. Van de kostelijkheid der mirre, zie boven Hoogl. 1:13.

So 1.13

4) Mijn mirre

Merk hier aan dat Christus al deze gerechten noemt zijne gerechten; Hij zegt: mijne mirre, mijn specerij, enz. want zonder Hem kunnen wij niets doen, Joh. 1:16, en Joh. 15:5, en 1 Cor. 4:7; Hand. 3:18.

Joh 1.16 15.5 1Co 4.7 Ac 3.18

5) honigraten

Het woord Gods en de leer, mitsgaders de gehoorzaamheid deszelven, en het gebruik der heilige sacramenten, worden vergeleken bij spijs, honigraten, wijn en melk, Ps. 19:11, en Ps. 119:103; Jes. 55:1; Joh. 4:34, en 1 Petr. 2:2. Omdat, gelijk honig, wijn en melk lieflijk en bekwaam zijn tot voedsel des lichaams, alzo zijn ook de voorgemelde zaken lieflijk en bekwaam om de ziel te laven en te verkwikken.

Ps 19.10 119.103 Isa 55.1 Joh 4.34 1Pe 2.2

6) gegeten;

Dat is, Ik heb een lust en welgevallen aan uw goede vruchten in het voorgaande verhaal en goede werken. Daarentegen worden de kwade vruchten der zondaren genoemd vergiftige wijndruiven, die bittere bezi‰n hebben; Deut. 32:32,33.

De 32.32,33

7) Eet,

Hier nodigt de Bruidegom Christus zijne vrienden, de engelen en alle gelovige mensen, dat zij zich met Hem verheugen vanwege de schone en lieflijke vruchten, dat is de gehoorzaamheid, zijner kerk op aarde; zie Luk. 2:13,14, en Luk. 15:7,10.

Lu 2.13,14 15.7,10

8) vrienden!

Die zijn vrienden van Christus, die daar doen den wil van zijn hemelsen Vader; Joh. 15:14.

Joh 15.14

9) wordt dronken,

Zie de aantekening Gen. 43:34; wees dronken, is hier te zeggen: wees vervuld met liefde tot mij en tot elkander, of wees overvloediglijk verzaad met geestelijke vreugde, die daar blijft tot in het eeuwige leven. Zie Spreuk. 9:5; Jes. 25:6, en Jes. 55:1,2.

Ge 43.34 Pr 9.5 Isa 25.6 55.1,2

Haggai 1:6

13) niet tot dronken worden toe;

Dat is, gij gevoelt de kracht van den wijn alzo niet, dat gij er vrolijk van zoudt worden; zie Gen. 43:34; Hoogl. 5:1; Joh. 2:10.

Ge 43.34 So 5.1 Joh 2.10

14) tot uw verwarming,

Hebr. om zich te verwarmen; dat is om u te verwarmen; verg. Zef. 2:12 met de aantekening aldaar.

Zep 2.12

15) in een doorgeboorden buidel.

Of, in een buidel waar geen bodem in is, of, die hol is; dat is, het verdwijnt, alzo dat hij, die het ontvangt, geen nut daarvan heeft, achtervolgens het dreigement der wet; Deut. 28:15, enz.; Amos 4:9; Micha 6:14.

De 28.15 Am 4.9 Mic 6.14

John 2:10

10) man zet eerst

Grieks mens.

11) wel gedronken

Grieks als zij dronken geworden zijn; dat is, door den drank verheugd zijn geworden; want dit woord betekent niet altijd hetgeen eigenlijk dronkenschap genaamd wordt, maar ook een milde nuttiging van den drank, zonder overdaad, tot verheuging. Zie Gen. 43:34; Hagg. 1:6.

Ge 43.34 Hag 1.6
Copyright information for DutKant