Psalms 131:1-2

1) lied Hamma„loth,

Zie Ps. 120:1.

Ps 120.1

2) verheven, en

Te weten, door hovaardij. Zie Deut. 17:20.

De 17.20

3) te wonderlijk.

Dat is, te hoge, zware, verborgen dingen, die mijn verstand en macht te boven gaan, gelijk Ps. 139:6; of, die mijn ambt en beroeping niet betamen. Hebr. wonderen boven mij. Zie de aantekening bij Job 42:3.

Ps 139.6 Job 42.3
4) Zo ik mijn ziel

Dat is, zekerlijk ik heb mijne ziel of mijn gemoed gespeend. Zie gelijke manier van spreken Ps. 89:36, en Ps. 95:11, en zie de aantekening bij Gen. 14:23. Anders: heb ik mijne ziel niet gezet, enz. gelijk een gespeend kind bij zijne moeder.

Ps 89.35 95.11 Ge 14.23

5) als een gespeend

Hetwelk alle ding van zijne moeder verwacht en geheel aan haar hangt: alzo ben ik nederig, zachtmoedig, eenvoudig. Van de eenvoudigheid der jonge kinderen, zie Matth. 18:1,2,3.

Mt 18.1,2,3
Copyright information for DutKant