Psalms 2:8

19) Eis van mij

Zie Joh. 12:28, en hoofdstuk Joh. 17: Hebr. 5:7,9.

Joh 12.28 Heb 5.7,9

20) einden

Dat is, niet alleen de Joden, maar ook alle inwoners des aardrijks, zullen uw Koninkrijk onderworpen zijn; waarvan Gij de gelovigen zult behouden, de hardnekkigen behandelen gelijk volgt. Aangaande de manier van spreken hier gebruikt, verg. Lev. 25:46. Jes. 14:2. Zef. 2:9.

Le 25.46 Isa 14.2 Zep 2.9

Psalms 72:8

18) zee

Dat is, van de een zee tot de andere zee.

19) rivier

Eufraat, welke landpale Isra‰l beloofd was en Salomo gehad heeft; maar Christus tot aan het einde der wereld. Zie Gen. 15:18; 1 Kon. 4:21,24; Matth. 28:18,19; Openb. 11:15.

Ge 15.18 1Ki 4.21,24 Mt 28.18,19 Re 11.15

Isaiah 11:10

39) den Wortel

Door den wortel Isa‹ versta Christus, die uit Isa‹, den vader van David, als uit een wortel spruiten en hiervoor komen zou. Zie boven Jes. 11:1, en Rom. 15:12.

Isa 11.1 Ro 15.12

40) Die staan zal

Of, die opgericht zal worden; te weten door de predikatie van het heilig Evangelie. Het is een profetie van de roeping der heidenen tot de kennis van Christus.

41) tot een banier

Dat is, tot welken zij zullen vergaderen en samenkomen in enigheid des geloofs, de volken van den gansen aardbodem. Zie Gen. 49:10.

Ge 49.10

42) vragen,

Dat is, de heidenen zullen de predikatie van het heilige Evangelie met lust aanhoren, en zij zullen daaruit Christus leren kennen. Anderen verstaan deze woorden aldus: De heidenen zullen uit dien wortel, te weten Christus, God leren kennen, dienen en alzo het eeuwige leven verkrijgen.

43) Zijn rust

Hebreeuws, zijne rust zal eer, of heerlijkheid zijn; dat is, zijne gemeente, in welke Hij rust en zijn welbehagen heeft, zal vol eer en heerlijkheid zijn, namelijk geheiligd zijnde door den Heiligen Geest en eindelijk gans heilig en heerlijk gemaakt zijnde aan de ziel en aan het lichaam. Anders: zijne rust zal ter heerlijkheid zijn; dat is, het zal ere zijn op hem te rusten, of ere in hem te zoeken.

Romans 9:4-5

9) Welke

In deze twee verzen verhaalt hij de voordelen die de Joden boven andere volken in het Oude Testament gehad hadden, om te tonen dat hij niet zonder grote reden zulk een wens deed; en dat hetgeen hij hierna van de Joden en hunne verwerping zou verklaren, niet voortkwam uit enige kwaadwilligheid jegens hen, of kleinachting van hen, maar alleen uit een heiligen ijver tot verdediging van Gods eer, waarheid en trouw in het volbrengen van zijne beloften.

10) Israelieten zijn,

Dit is de eerste eretitel van de Joden, dat zij afkomstig waren van Jakob, die van God zelf, toen Hij met hem om den zegen geworsteld had, Isra‰l, dat is een overwinnaar van God, is genaamd; Gen. 32:28.

Ge 32.28

11) de aanneming tot kinderen,

Dat is niet te verstaan van die aanneming tot kinderen, waarvan de apostel spreekt Rom. 8:15,29; Ef. 1:5; want die kan ons niemand ontvreemden, Rom. 8:38,39; maar van de aanneming van dit volk boven nadere volken tot een volk van God; Exod. 4:22; Deut. 4:7 en Deut. 7:6; Jer. 31:20.

Ro 8.15,29 Eph 1.5 Ro 8.38,39 Ex 4.22 De 4.7 7.6 Jer 31.20

12) de heerlijkheid,

Waardoor verstaan wordt •f al de heerlijkheid, waarmede God hen verhoogd heeft boven anderen, door vele wonderbare verlossingen; •f de ark des verbonds, die de heerlijkheid van God genaamd wordt, 1 Sam. 4:21,22, omdat de cherubijnen der heerlijkheid die bedekten, en deze een schaduw en teken was van Gods heerlijkheid en majesteit; Ps. 26:8; Hebr. 9:5.

1Sa 4.21,22 Ps 26.8 Heb 9.5

13) de verbonden,

Dat is, de tafelen van het verbond, of van de wet; Deut. 9:11; Hebr. 9:4.

De 9.11 Heb 9.4

14) de wetgeving,

Namelijk die van God zelf uit den hemel is geschied; Deut. 4:8,32, of, de wetgeving, wetzetting; en kan verstaan worden de wet der politie, gelijk in het voorafgaande de wet der zeden.

De 4.8,32

15) de dienst [van] God,

Namelijk der ceremoni‰n, die God door de priesters, eerst in den tabernakel en daarna in den tempel, wilde gepleegd hebben.

16) de beloftenissen;

Namelijk van den Messias en Zijne weldaden, aan Abraham eerst gedaan, en door Mozes en andere profeten menigmalen vernieuwd; Hand. 2:39; Ef. 2:12.

Ac 2.39 Eph 2.12
17) Welker zijn de vaders,

Dat is, welke afkomstig zijn van de patriarchen en andere voorvaders, die Gods vrienden en profeten waren.

18) uit welke Christus is,

Namelijk Joden, zoals het woordje en aanwijst. Want Christus is gesproten uit den stam van Juda; Hebr. 7:14; Openb. 5:5.

Heb 7.14 Re 5.5

19) zoveel het vlees aangaat,

Of, naar het vlees, dat is, naar Zijn menselijke natuur; Rom. 1:3.

Ro 1.3

20) boven allen

Namelijk dingen, namelijk naar Zijn goddelijke natuur.

21) te prijzen in der eeuwigheid.

Door dezen titel wordt de waarachtige en eeuwige God onderscheiden van alle anderen, wien deze naam zou mogen gegeven worden; Rom. 1:25. Zodat daarmede de Heere Christus verklaard wordt te zijn de waarachtige en eeuwige God met den Vader en den Heiligen Geest.

Ro 1.25
Copyright information for DutKant