Psalms 30:11

Psalms 150:4

6) fluit;

Gelijk Ps. 149:3.

Ps 149.3

7) orgel!

Het Hebr. woord wordt zelden gevonden en derhalve wordt het verscheidenlijk overgezet. Het betekent een lieflijk instrument door Jubal uitgevonden, Gen. 4:21. Zie Job 21:12, en Job 30:31.

Ge 4.21 Job 21.12 30.31

Jeremiah 31:4

10) trommelen,

Dat is, vreugde bedrijven, zulks te dien tijde alzo gebruikelijk was. Zie Ps. 68:26, waardoor hier de geestelijke vreugde der kerk Gods bij den tijd van het Evangelie wordt afgebeeld; alzo in het volgende.

Ps 68.25

11) spelenden.

Zie boven Jer. 30:19.

Jer 30.19

Jeremiah 31:13

45) jonkvrouw

Dat is, jonkvrouwen zullen, enz.

46) den rei,

Zie boven Jer. 31:4.

Jer 31.4
Copyright information for DutKant