Psalms 34:7

13) Deze

Namelijk David; die hier van zichzelven spreekt, als op zijn persoon wijzende, of voert in de woorden der gelovigen van hem.

Malachi 2:7

22) de lippen der priesters

Een goed leraar behoorde te zijn als de schatkamer van Gods huis, en hij moet de schatten of verborgenheden Gods niet behouden voor zichzelven, maar hij moet het zijnen toehoorders rijkelijk en getrouwelijk uitdelen. Zie Lev. 10:11; Deut. 33:10; Hagg. 2:12.

Le 10.11 De 33.10 Hag 2.11

23) een engel des HEEREN der heirscharen.

Dat is, gezant, ambassadeur; zie Hagg. 1:3,13; 2 Cor. 5:20.

Hag 1.3,13 2Co 5.20

Matthew 18:10

10) hunne engelen

Dat is, die tot hun beschutting en dienst gezonden worden; Hebr. 1:14.

Heb 1.14

11) zien het aangezicht

Dat is, hebben altijd toegang tot den troon Gods, om bevelen te ontvangen tot hunne bescherming,en tot straf dergenen, die hen zouden mogen verachten of verdrukken. Ene gelijkenis, genomen van de koningen in het oosten, die hunnen voornaamsten dienaars, door welke zij hun rijk regeerden, toegang gaven om hun aangezicht te zien; gelijk te zien is Esth. 1:14; zie ook Luk. 1:19; Openb. 8:2.

Es 1.14 Lu 1.19 Re 8.2

Revelation of John 1:20

54) zijn

Dat is, betekenen, of stellen voor ogen; gelijk Gen. 41:27, en meermalen in de Heilige Schrift. Doch van deze zeven sterren en zeven kandelaren, zie de aantekening hiervoor op Openb. 1:12,16.

Ge 41.27 Re 1.12,16

55) de engelen

Dat is, leraars of opzieners der zeven gemeenten, gelijk de profeten en priesters ook soms engelen worden genoemd, omdat zij door God worden uitgezonden om het volk van Godswege te leren, te vermanen, te troosten en te waarschuwen. Zie Richt. 2:1, Hag. 1:13; Mal. 2:7.

Jud 2.1 Hag 1.13 Mal 2.7
Copyright information for DutKant