Psalms 35:16

29) spotachtige

Of, smetbroeders, tafellikkers. Hebr. eigenlijk, spotters van den koek, of koekspotters. [Hebr. spotting van den koek]; dat is, die hunne gebaren en tongen om een stuk broods, of smets, [gelijk men zegt] verkopen, sprekende en doende alles naar het believen desgenen, die hun buik vult, waarom ook het Hebreeuwse woord bij sommigen voorts genomen wordt voor boetsmakers, spotvogels. Hij wil zeggen: Als zij bij dit hun volkje zijn, dan uiten zij de bitterheid huns harten tegen mij, wensende mij alles kwaads en verdrietig zijnde dat het nog zo lang met mij duurt. Van het knarsen met de tanden, zie Job 16:9.

Job 16.9

Psalms 37:12

20) knerst

Gelijk Ps. 35:16. Zie aldaar.

Ps 35.16

Psalms 112:10

16) de wens der

Dat is, hij zal niet verkrijgen hetgeen, waar hij naar verlangt. Zie Spreuk. 10:24,28, en Spreuk. 13:9.

Pr 10.24,28 13.9

Lamentations 2:16

88) sperren

Zie Ps. 22:14. Anders: doen hunnen mond wijd open.

Ps 22.13

89) knersen met de tanden,

Of, zij bijten op de tanden.

90) Wij hebben haar verslonden;

Dat is, wij hebben hen nu tot zulk een staat gebracht, dat zij niet weder opstaan zullen.

91) dit is immers de dag,

De zin is: Wij hebben lang gewenst dezen dag te zien, dien wij nu zien en beleven.

92) wij hebben [hem] gezien.

Of, wij zien [hem nu], te weten met lust en met vreugde.

Matthew 8:12

11) kinderen des koninkrijks

Dat is, die uit Joden, met wie God wel een uiterlijk verbond gemaakt had, maar die zich door hun ongeloof dat onwaardig maakten. Hand. 13:46.

Ac 13.46

12) buitenste duisternis;

Dat is, die buiten het koninkrijk der hemelen is, namelijk in de hel.

Luke 13:28

22) Koninkrijk Gods,

Namelijk der heerlijkheid in den hemel.

Copyright information for DutKant