Psalms 45:2

Psalms 102:26-27

48) Gij hebt

De apostel gebruikt Hebr. 1:10,11,12, deze woorden om de Godheid van Christus te bewijzen, omdat hier de Heere Christus verklaard wordt niet alleen te zijn de Schepper van alles en eeuwig, maar ook een Verlosser en Zaligmaker zijner gemeente. Zie Ps. 102:14,16,23,29; waarom de apostel in de aangehaalde plaats ook den naam HEERE, uit het Ps. 102:13, herhaald zijnde, Hem toeschrijft.

Heb 1.10,11,12 Ps 102.13,15,22,28,12

49) voormaals

Hebr. voor het aangezicht; dat is hier te zeggen voormaals, voorheen.

50) Die zullen vergaan,

Te weten, hemel en aarde; Hebr. 1:10,11.

Heb 1.10,11

51) zij allen zullen

Te weten, al de hemelen.

Ezekiel 1:4

13) zag ik,

Vergelijk dit gezicht met hetgeen onder Ezech. 10: beschreven is.

14) kwam

Te weten niet alleen om den profeet tot aandacht op te wekken, maar ook om de schrikkelijke kracht des alleroppersten rechters, die Hij tegen Jeruzalem door hunne vijanden in het werk stellen zou, af te beelden. Zie van zulke gelijkenis Job 9:17.

Job 9.17

15) het noorden af,

Te weten vanwaar der Joden vijanden, dat is de Chalde‰n, voortkomen zouden. Vergelijk Jer. 1:13,14,15.

Jer 1.13,14,15

16) grote wolk,

Versta hierdoor het heirleger der Chalde‰n. Zie Jer. 4:13. Vergelijk Ezech. 30:18 en Ezech. 38:9.

Jer 4.13 Eze 30.18 38.9

17) vuur [daarin]

Hetwelk betekent de verbranding van de stad Jeruzalem en den tempel.

18) vervangen,

Of, zich inwikkelende, te weten in die wolk, of die omvangende, vergelijk Exod. 9:24.

Ex 9.24

19) glans was rondom die [wolk];

Versta hiermede de eer der gerechtigheid, die God verkrijgt door zijne straffen en oordelen; Ps. 51:6; Jes. 5:16.

Ps 51.4 Isa 5.16

20) daarvan

Dat is, van het vuur, gelijk te zien is uit het einde van Ezech. 1:4.

Eze 1.4

21) de kleur van

Hebreeuws, oog; dat is, kleur of verf, waarop het oog zijne werking heeft, alzo Lev. 13:55; Num. 11:7, onder Ezech. 1:7.

Le 13.55 Nu 11.7 Eze 1.7

22) Hasmal,

Velen verstaan hierdoor ene soort van hars, amber, of ember, of brandsteen, bij de Latijnen succinum genaamd. Anderen nemen het voor ene soort van metaal genaamd electrum, bestaande uit goud, waarvan het vijfde deel zilver is, en van kleur als bleek goud. Anderen verstaan het woord van het reinste brandende koper, of staal; enigen nemen het voor de verf van zeer vurige kolen, hebbende den naam [gelijk sommigen menen] van haastelijk doorsnijden, verteren, enz., dat wel past op gloeiend staal en kolen.

23) uit het midden des vuurs.

Dat is, gelijk de gedaante daarvan zich uitgeeft en vertoont, als het midden in het vuur gloeiende ligt.

Ezekiel 1:7

29) voeten

Dat is, benen of schenkels. Hebreeuws, en hunne voeten, de voet was recht.

30) rechte voeten,

Betekenende de rechtmatigheid van hunne werken.

31) voetplanten

Versta het deel des beens, dat eigenlijk de voet genaamd wordt.

32) kalf,

Die rond en vast zijn, tot een teken van de wakkerheid der engelen en vaardigheid in het uitvoeren van hun dienst.

33) glinsterden

Om te tonen dat de werken, die God door de engelen doet, klaar en heerlijk zijn.

34) glad koper.

Of, van gepolijst, geschuurd en gezuiverd koper, betekenende de reinheid der engelen; vergelijk Openb. 1:15.

Re 1.15

Ezekiel 1:27

108) als de kleur

Namelijk rondom dien, die boven het uitspansel in den troon zat.

109) Hasmal,

Zie boven Ezech. 1:4.

Eze 1.4

110) van vuur

Waarmede betekend werd de eeuwige Godheid, die een verterend vuur genaamd wordt; Deut. 4:24; zie de aantekening aldaar.

De 4.24

111) rondom daarbinnen,

Dat is, rondom binnen de kleur van hasmal; zodat het scheen dat die in den troon zat, van zijne lenden af tot het hoofd toe opwaarts en tot de voeten nederwaarts, omgeven was met brandende hasmal.

112) glans aan Hem rondom.

Hetwelk betekende dat God woont in een licht, tot hetwelk niemand toegaan kan, 1 Tim. 6:16; en dat evenwel een licht der vertroosting en zaligheid blijft al den zijnen, dat is den waren gelovigen, Ps. 27:1; Jes. 60:20; Micha 7:8.

1Ti 6.16 Ps 27.1 Isa 60.20 Mic 7.8

Revelation of John 1:15

Copyright information for DutKant