Psalms 45:7
20) God Dat is van den Heere Jezus Christus te verstaan is, betuigt de Heilige Geest klaarlijk, Hebr. 1:8,9. Heb 1.8,9 21) rechtmatigheid Of, billijkheid.Acts 4:27
51) in der waarheid Dat is, openbaarlijk en kennelijk. 52) Kind Jezus, Of, knecht, dienaar. Zie Hand. 3:13,26. Zie ook Matth. 8:6, vergeleken met Luk. 7:2, en hier Hand. 4:25. Ac 3.13,26 Mt 8.6 Lu 7.2 Ac 4.25 53) gezalfd hebt, Namelijk met den Heiligen Geest tot den oppersten priester, profeet en koning der gemeente. 54) de volken Israels; Hoewel de Isralieten maar n volk waren, zo worden zij nochtans ook volken genaamd, in het getal van velen, omdat zij in twaalf stammen verdeeld waren; Gen. 28:3, en Gen. 48:4. Ge 28.3 48.4Acts 10:38
39) gezalfd heeft Dit is, overvloedig begaafd; Joh. 3:34. Joh 3.34 40) God was met Hem. Namelijk de Vader was met Christus; niet alleen met Zijne gaven naar de menselijke natuur, maar ook met hetzelfde wezen en dezelfde goddelijke kracht, naar Zijn goddelijke natuur waardoor Hij al deze wonderen deed. Zie Joh. 10:30,38, en Joh. 14:9,10. Joh 10.30,38 14.9,101 John 2:20
73) Doch gij hebt Grieks en. De apostel wijst den gelovigen nu aan het rechte middel om de verleidingen der antichristenen te ontkomen, namelijk dat zij vast blijven bij de leer, die zij door de verlichting van den Heiligen Geest eens hebben geleerd en aangenomen. 74) de zalving Of de zalf; waardoor hij verstaat de genadige werking van den Heiligen Geest, waardoor zij wedergeboren en met de zaligmakende kennis van Christus verlicht en versterkt zijn, die bij de uitstorting van een kostelijke zalf wordt vergeleken. Zie Ps. 45:8, en Ps. 133:2. Ps 45.7 133.2 75) van den Heilige, Dat is, van Christus Jezus, die zo genoemd wordt Ps. 16:10; Dan. 9:24; Hand. 2:27. Zie de aantekeningen aldaar; en de reden Hebr. 7:26. Van Hem hebben alle gelovigen deze gave; Jol. 2:28; Joh. 1:16, en Joh. 14:26. Ps 16.10 Da 9.24 Ac 2.27 Heb 7.26 Joe 2.28 Joh 1.16 14.26 76) alle dingen. Namelijk die u ter zaligheid nodig zijn te weten en waarvan ik u schrijf.1 John 2:27
91) de zalving, die Dat is, dezelfde genade van den Heiligen Geest, die u Christus heeft gegeven, om u te verlichten met de kennis der waarheid, gelijk 1 Joh. 2:20. 1Jo 2.20 92) dat iemand u lere; Namelijk deze dingen, terwijl gij ze reeds weet, of de gronden der christelijke leer, die gij reeds gelegd hebt. 93) van alle dingen, Dat is, van al deze dingen; of van al wat u nodig is ter zaligheid te weten. Zie 1 Joh. 2:20. 1Jo 2.20 94) zij ook waarachtig, Namelijk de zalving. 95) [zo] zult gij Dat is, zo blijft in Hem; een Hebreeuwse wijze van spreken. Of Hij spreekt zo, om te tonen het goed vertrouwen dat Hij had van hun standvastigheid. 96) in Hem blijven. Namelijk Christus; gelijk uit het volgende en het voorgaande 1 Joh. 2:24 blijkt. 1Jo 2.24
Copyright information for
DutKant