Psalms 72:6

12) regen

Verg. 2 Sam. 23:4; Deut. 32:2; Job 29:23; Hos. 6:3.

2Sa 23.4 De 32.2 Job 29.23 Ho 6.3

13) nagras,

Afgemaaid gras, etgroen. Hebr. eigenlijk afgeschoren.

14) bevochtigen.

Hebr. bevochtiging; maar het Hebr. woord [dat hier alleen gevonden wordt] heeft de betekenis van zulk een bevochtiging, die door verspreiding of sprenging der droppels geschiedt, zodat het land den regen bekwamelijk kan indrinken en zijn klein uitspruitsel daarvan verkwikt worden en opschieten. Verg. Ps. 65:10,11.

Ps 65.9,10
Copyright information for DutKant