Psalms 96:5

5) zijn afgoden,

Of, nietig. Zie de aantekening bij 1 Sam. 12:21, en Lev. 19:4, en Ps. 95:3.

1Sa 12.21 Le 19.4 Ps 95.3

6) de hemelen

Versta hierbij, en ook de aarde en de zee en alles wat er in is.

1 Corinthians 8:5-6

9) die goden genaamd

Namelijk van de blinde mensen, die zulke schepselen, of ook hun eigen verzinselen, voor goden hielden; Rom. 1:21, enz.

Ro 1.21

10) (gelijk er vele goden

Namelijk zodanige versierde goden, of ook die Gods Woord zelf goden noemt, als daar zijn de engelen en overheden; Ps. 8:6, en Ps. 82:1.

Ps 8.5 82.1
11) [maar] ‚‚n God,

Namelijk die waarlijk en wezenlijk de eeuwige God is.

12) uit welken alle

Dat is, door wiens schikking en almachtige kracht. Zie dergelijke Rom. 11:36.

Ro 11.36

13) tot Hem; en

Dat is, tot Zijne dienst en tot Zijne eer; Spreuk. 16:4, en 1 Cor. 10:31.

Pr 16.4 1Co 10.31

14) ‚‚n Heere,

Namelijk die volstrekte macht en gebied over ons en onze conscienti‰n heeft. Hetwelk de apostel zegt, niet om den Vader en den Heiligen Geest hiervan uit te sluiten, die ook doorgaans in de Schrift onze Heere genaamd worden, maar alleen alle schepselen en versierde goden, gelijk hij tevoren den Vader een God heeft gezegd te zijn, niet om den Zoon en de Heiligen Geest, maar alleen de schepselen en versierde goden daarvan uit te sluiten.

15) door welken alle digen

Namelijk als een medewerker des Vaders in al Zijn goddelijke werken; Joh. 1:3, en Joh. 5:19.

Joh 1.3 5.19

16) wij door Hem.

Hierdoor verstaat hij het werk der verlossing.

Copyright information for DutKant