Romans 11:28-29

131) Zo zijn zij wel

Dit is een antwoord op ene tegenwerping, dat het niet wel gelofelijk was dat de Joden wederom zouden aangenomen worden, overmits zij door het verwerpen des Evangelies van God gehaat waren. De apostel bekent dat zij wel daarom gehaat waren, maar dat zij ook evenwel om een andere reden bemind waren, namelijk omdat zij afkomstig zijn van de vaderen, die God verkoren had tot Zijn volk.

132) vijanden

Dat is, van God gehaat.

133) aangaande het Evangelie,

Dat is, omdat zij nu tegenwoordig het Evangelie verwerpen en bestrijden.

134) om uwentwil,

Dat is, omdat zij u vanwege de belijdenis des Evangelies haten en vervolgen, of opdat gij, heidenen, in hunne plaats zoudt geroepen en inge‰nt worden.

135) aangaande de verkiezing

Dat is, dewijl God deze natie uit alle andere tot Zijn volk uitverkoren heeft, en nog onder haar Zijne uitverkorenen heeft.

136) beminden,

Namelijk van God, dat is Gode aangenaam.

137) om der vaderen wil;

Dat is om het verbond, dat God met Abraham en zijne nakomelingen en de andere patriarchen, van wie de Joden afkomstig zijn, gemaakt heeft; Gen. 17:7.

Ge 17.7
138) onberouwelijk.

Dat is, zodanig, dat God van dezelve geen berouw krijgt, dat is, onveranderlijk is; want bij de mensen ontstaat veranderen van voornemen daaruit, dat het hun berouwt zulk een voornemen genomen te hebben; 1 Sam. 15:29; 2 Cor. 7:10.

1Sa 15.29 2Co 7.10
Copyright information for DutKant