Romans 6:3

7) in Christus Jezus gedoopt zijn,

Namelijk om te betuigen onze gemeenschap, die wij met Christus hebben door het geloof.

8) in Zijn dood gedoopt zijn?

Dat is, door de doop verzekerd worden dat wij gemeenschap hebben aan Zijnen dood, waardoor niet alleen onze zonden voor God verzoend zijn, maar ook de Heilige Geest is verworven, door wiens werking de verdorvenheid, die in ons is, haar leven of heersende kracht is benomen, hetwelk is de eerste trap onzer wedergeboorte; Tit. 3:5,6. De apostel schijnt hier te zien op de wijze van dopen, in de warme Oosterse landen veel gebruikelijk, waar de mensen geheel in het water ingedoopt werden, een weinig tijds onder het water bleven, en daarna uit het water oprezen; en aan te wijzen, dat deze indoping en blijven in het water ene afbeelding is van Christus' dood en begrafenis, en het oprijzen uit het water van Zijne verrijzenis. Hetwelk ook op onze wijze van dopen door besprenging wel kan gepast worden.

Tit 3.5,6

Galatians 5:24

85) die van Christus zijn,

Dat is, in Christus door het ware geloof ingelijfd, Hem toebehoren; die rechte Christenen zijn.

86) hebben het vlees

Dat is, zijn niet alleen schuldig hun bedorven aard te doden, en die niet te laten heersen; maar door de kracht van den Geest van Christus, die zij hebben ontvangen, doen ook zulks inderdaad.

87) de bewegingen en

Namelijk niet de natuurlijke, maar die tegen de wet Gods strijden, welke voortkomen uit den bedorven aard des mensen; Rom. 1:24,26.

Ro 1.24,26

Ephesians 1:7

20) In Welken wij

Namelijk geliefden Zoon Jezus Christus. Want gelijk wij van eeuwigheid in Hem zijn uitverkoren tot de zaligheid en tot de middelen der zaligheid, gelijk in Ef. 1:4,5,6 gezegd is, alzo is ook de uitvoering van dit eeuwige voornemen Gods in Hem en door Hem te zijner tijd volbracht.

Eph 1.4,5,6

21) de verlossing

Het Griekse woord betekent eigenlijk ene verlossing, die door betaling van rantsoen of prijs geschiedt. Zie Matth. 20:28; 1 Cor. 6:20; 1 Petr. 1:18, enz.

Mt 20.28 1Co 6.20 1Pe 1.18

22) door Zijn bloed,

Dat is, Zijn bloedige offerande aan het kruis volbracht; Hebr. 9:12, enz.

Heb 9.12

23) de vergeving

Namelijk welke de eerste vrucht is van deze verlossing voor degenen, die haar door het geloof zich toe‰igenen; Rom. 3:24,25; waarop de eeuwige zaligheid volgt; Rom. 8:30.

Ro 3.24,25 8.30

24) den rijkdom Zijner

Dat is, Zijn overgrote en overvloedige genade; Rom. 2:4; Ef. 2:7.

Ro 2.4 Eph 2.7

Colossians 2:11-12

36) In Welken

Namelijk Christus.

37) besneden zijt

Namelijk niet met de uitwendige besnijdenis, die door Christus' dood, nevens de andere ceremoni‰n des Ouden Testaments teniet gedaan is, gelijk de apostel hier leert, en Gal. 5:1,2; maar met de inwendige besnijdenis des harten, in den geest, welke de betekenende zaak was van de uitwendige besnijdenis, en die de apostel in de volgende woorden nader verklaart. Waaruit hij wil besluiten dat dan de uitwendige ons niet meer nodig noch nut is.

Ga 5.1,2

38) zonder handen

Dat is, van God zelf, door Zijnen Geest, Deut. 30:6; Rom. 2:29.

De 30.6 Ro 2.29

39) van het lichaam

Dat is, de ganse massa der verdorvenheid, die bij een lichaam wordt vergeleken, dat vele leden heeft. Zie Rom. 6:6; Col. 3:5, vanwege de velerlei begeerlijkheden, die de zonde in ons werkt.

Ro 6.6 Col 3.5

40) des vleses,

Hierdoor wordt verklaard, waaruit deze zondige aard zijnen oorsprong heeft, namelijk uit de vleselijke geboorte; Joh. 3:6.

Joh 3.6

41) door de besnijdenis

Niet eigenlijk, waardoor Christus zelf ten achtsten dage is besneden geweest, maar door welke Hij onsmet Zijnen Geest in onze harten besnijdt, dat is, van de schuld en heerschappij der zonde verlost, en onze harten reinigt, gelijk de volgende verzen breder verklaren.

42) begraven in

Of, begraven door den doop. Want in den doop wordt ons betekend en verzegeld dat onze oude mens door den dood van Christus is gedood, en vervolgens ook begraven, dat is, door Christus' lijden en sterven alzo zijn heersende kracht heeft verloren, dat hij is gelijk een dood en begraven lichaam, hetwelk zich niet kan bewegen om te heersen, hoewel het zijn stank nog wel van zich geeft, totdat het door denzelfden dood en Geest van Christus geheel wordt vernietigd. Zie Rom. 6:3, enz.

Ro 6.3

43) in welken gij

Namelijk doopt of Christus. Want beide is waarachtig, doch op verscheidene wijze. Want door de kracht der opstanding van Christus zijn wij opgewekt tot nieuwigheid des levens en door den doop wordt hetzelve ook verzegeld. Zie Rom. 6:4, enz. En de apostel wil daarmede bewijzen dat wij zelfs het zegel der besnijdenis in het Nieuwe Testament niet meer van node hebben, dewijl de doop ons nu even hetzelfde betekent en verzegelt.

Ro 6.4

44) door het geloof

Namelijk zonder hetwelk de uitwendige doop gene kracht heeft. Want die gelooft en gedoopt wordt, zal zalig worden, Mark. 16:16. Het geloof dan neemt de weldaad aan, die de doop ons aanwijst en verzegelt.

Mr 16.16

45) der werking Gods,

Hierdoor kan verstaan worden, •f de kracht Gods, waardoor het geloof in ons wordt gewrocht, •f het steunsel des geloofs, waarop het in onze vernieuwing ziet, namelijk op de kracht Gods, die Christus uit de doden heeft opgewekt, waardoor wij ook uit den dood der zonde opgewekt worden.

1 Peter 1:18

56) van de vaderen

Hij spreekt ten dele van de kwade voorbeelden van velen hunner voorvaderen, gelijk Ezech. 20:18; Hand. 7:51; ten dele van vele ijdele en Farizese overleveringen, waarnaar zij zich meer voegden dan naar Gods geboden, gelijk doorgaans in het Evangelie te zien is.

Eze 20.18 Ac 7.51

1 John 1:7

28) in het licht wandelen,

Dat is, niet alleen in de ware kennis van het Evangelie, maar ook in ware reinheid en heiligheid des levens.

29) met elkander,

Dat is, wij gelovigen onder elkander en gezamenlijk met God en Zijn Zoon, 1 Joh. 1:3. Of wij met God en God met ons.

1Jo 1.3

30) en het bloed

Dit doet de apostel daarbij om te tonen, dat ons wandelen in het licht niet een verdienende of werkende oorzaak van deze onze gemeenschap met God is, maar een vrucht en kenteken derzelve. Alzo Christus de Zoon van God deze teweeggebracht heeft door Zijn bloed, dat is, bloedig lijden en sterven, ons met God daardoor verzoenende en verenigende.

31) Zijn Zoon,

Dit doet de apostel daarbij, om daarmee uit te drukken de waardigheid van de verdienste van Christus; gelijk Hand. 20:28.

Ac 20.28

32) reinigt ons van

Namelijk wegnemende van ons de schuld en straf der zonden door de weldaad der rechtvaardigmaking, en de smetten der zonde of verdorvenheid door de weldaad der wedergeboorte, die in dit leven haar begin heeft, en hiernamaals ook volkomen zal zijn.

33) alle zonde.

Namelijk aangeboren als dadelijke, zo grote als kleine.

Revelation of John 5:9

21) nieuw lied, zeggende:

Dat is, van een nieuw maaksel en van een nieuwen inhoud, gelijk Ps. 33:3; Jes. 42:10.

Ps 33.3 Isa 42.10

22) met Uw bloed,

Grieks in uw bloed; dat is, door of met.

Copyright information for DutKant