Song of Solomon 2:8-9

28) [Dat] is

Te weten de stem, die ik daar hoor. Dit spreekt de Bruid. Zij wil zeggen: Dat is zijne onderwijzing, die ik daar hoor. Zie Joh. 10:3,4, en Joh. 18:37; Hand. 13:46,47; Hebr. 3:7.

Joh 10.3,4 18.37 Ac 13.46,47 Heb 3.7

29) Hij komt,

Te weten tot mijn hulp en bijstand, gelijk Jes. 35:4; Joh. 14:23; Openb. 22:20.

Isa 35.4 Joh 14.23 Re 22.20

30) springende

Ene gelijkenis, genomen van de snelle ree‰n en hinden, bij welke de Bruidegom wordt vergeleken, Hoogl. 2:9, om aan te wijzen de vrijwilligheid van Christus in het helpen en redden zijner Bruid.

So 2.9
31) achter onzen muur,

Versta hier den vurigen muur der kerk, dat is, de bewaring en beschutting, die God zijne kerk bewijst door zijn heilige engelen. Zie 2 Kon. 6:17; Ps. 34:8; Zach. 2:5. Als hier staat onzen muur, daarmede wordt te kennen gegeven dat deze muur is een bolwerk, dat de kerk eigen is en haar alleen toekomt. Anderen verstaan die woorden: Hij staat achter onzen muur, aldus, dat zij betekenen een nadere gemeenschap met Christus dan toen Hij nog ver af was, komende al springende op de bergen, Hoogl. 2:8, maar evenwel zo na nog niet, of daar was nog een muur tussenbeiden. Zodat hier aangewezen worden te trappen, waarmede Christus zijne liefde jegens zijne kerk is bewijzende, niet gelijkelijk, maar naardat Hij acht ons goed te wezen.

2Ki 6.17 Ps 34.7 Zec 2.5 So 2.8

32) kijkende

Dit is een gelijkenis, genomen van een wachter, die op een toren de wacht houdt. Zie 2 Kon. 9:17; Ezech. 33:2. De Heere Christus is de rechte wachter en hoeder van Isra‰l, die nimmermeer slaapt nocht sluimert; Ps. 121:4. Hij ziet en bespot al de raadslagen der goddelozen tegen zijne kerk; Ps. 2:4.

2Ki 9.17 Eze 33.2 Ps 121.4 2.4

33) blinkende

Of, glinsterende als ene bloem; dat is, zichzelve als een bloem vertonende; te weten lieflijk en aangenaam. Het is vast hetzelfde, dat straks gezegd is. De wederhaling dient tot versterking en bevestiging van het voorzeide.

34) de tralien.

Meermalen worden de trali‰n en vensters bijeengevoegd, gelijk Richt. 5:29; Spreuk. 7:6, en elders.

Jud 5.29 Pr 7.6

Song of Solomon 2:17

59) de dag

Dat is de tijd der wetenschap, heiligheid, des troostes, vredes en der geestelijke blijdschap. Zie Rom. 13:12,13, en 1 Thess. 5:5; 2 Petr. 1:19.

Ro 13.12,13 1Th 5.5 2Pe 1.19

60) aankomt,

Hebreeuws, aanblaze. Aldus spreken de Hebre‰n, omdat de dag gemeenlijk met enige koelte opgaat.

61) de schaduwen

Dat is, al hetgeen nog onvolmaakt is.

62) keer om,

Te weten tot mij; het zijn de woorden der Bruid tot haren Bruidegom, hem biddende en aanroepende, dat Hij haar wil bijstaan in haar nood en zwarigheden.

63) wordt Gij

Te weten in snelligheid, om mij te helpen; zie Hoogl. 2:8.

So 2.8

64) Bether.

Of, Bitrons, of der scheiding. Dit zijn de bergen Gileads, die door de Jordaan van Judea afgescheiden worden. Deze bergen waren vol wild en zeer bekwaam tot de jacht. Zie de aantekening 2 Sam. 2:29.

2Sa 2.29

Revelation of John 22:17

42) de Geest en

Dat is, verwekt in de harten van alle gelovigen zulke bewegingen en gebeden, met onuitsprekelijk zuchten, gelijk Paulus spreekt Rom. 8:23,26.

Ro 8.23,26

43) de Bruid zeggen:

Dat is, de gehele gemeente van Christus, ook zelfs die naar de ziel in den hemel triomfeert, wenst naar deze laatste komst, om met ziel en lichaam met Christus verenigd en verheerlijkt te worden. Zie Luk. 21:28; Openb. 6:10,11.

Lu 21.28 Re 6.10,11

44) die het hoort,

Namelijk met een gelovig hart.

45) En die dorst heeft,

Dat is, die met ernst en met gevoel van zijn gebrek hiernaar begerig is.

46) die wil,

Namelijk door de genade van den Heiligen Geest, die het willen en volbrengen in ons werkt, Filipp. 2:13; dat is, een ieder die daartoe lust heeft.

Php 2.13

47) neme het water

Dat is, worde deelachtig deze hemelse genade en vertroosting, naar de belofte hiervoor Openb. 21:6 voorgesteld.

Re 21.6

48) om niet.

Dat is, uit genade, alleen uit kracht van Christus' verdienste en voorspraak. Zie Jes. 55:1; Rom. 3:24,25; Ef. 2:8.

Isa 55.1 Ro 3.24,25 Eph 2.8

Revelation of John 22:20-21

52) Die deze dingen

Namelijk Jezus Christus, gelijk hiervoor uit Openb. 22:16 blijkt, en uit de woorden zelf, die niet den engel maar Christus toekomen.

Re 22.16

53) Ja, kom, Heere Jezus!

Dit zijn de woorden van Johannes, die nu tot den uitersten ouderdom gekomen zijnde, ook zijn verlangen betuigt naar de komst van Christus, en naar de verlossing en verheerlijking aller gelovigen.

54) De genade van onzen

Dit besluit komt overeen met het besluit van meest al de zendbrieven der apostelen, omdat deze profetie bij wijze van een zendbrief aan de gemeenten wordt gericht.

55) Amen.

Dit woord is ook een slot, niet alleen van de gebeden, maar ook van de zendbrieven van Johannes en van de andere apostelen, om de vastheid en zekerheid van alles, wat tevoren geschreven en verhandeld is, te kennen te geven; gelijk Openb. 22:20 ook zodanige betekenis vereist van dit woord Amen.

Re 22.20
Copyright information for DutKant