Song of Solomon 4:1

1) gij zijt schoon,

De Bruid van Christus wordt schoon genoemd, niet alleen ten aanzien dat zij in Christus wordt aangemerkt, maar ook omdat zij naar het beeld van Christus veranderd wordt van klaarheid tot klaarheid, als van des Heeren Geest; 2 Cor. 3:18. Zie boven, Hoogl. 1:15.

2Co 3.18 So 1.15

2) gij zijt schoon;

Zie boven, Hoogl. 1:15.

So 1.15

3) duiven[ogen]

Zie de aantekening Hoogl. 1:15.

So 1.15

4) tussen

Of, tussen uwe tuigen; gelijk onder Hoogl. 4:3. Anders: uwe haarbindselen.

So 4.3

5) is als een kudde

Dat is, het is schoon, glad en teder, als het haar der geiten, die op den berg van Gilead weiden, of ergens in een goede vette landouw gaan, en daarvan vet worden en teder zacht haar krijgen; dat is, gij zijt versierd met goede werken.

6) berg Gileads

Deze landstreek was zeer bekwaam om het vee te weiden, vanwege hare vettigheid, gelijk blijkt uit Gen. 31:21; Num. 32:1; Jer. 22:6.

Ge 31.21 Nu 32.1 Jer 22.6

7) afscheren.

Het Hebreeuwse woord vindt men alleen hier en onder, Hoogl. 6:5; het betekent afscheren, of kaal maken; dat is afeten. Anders: die glinsteren van den berg van Gilead.

So 6.5

John 3:29

49) de vriend des

Dat is, ik die de vriend en getrouwe dienaar des bruidegoms ben, de bruid dat is de gemeente, tot Christus haren bruidegom, gebracht heb, die haar nu zelf ontvangt en aanspreekt. Zie 2 Cor. 11:2; Ef. 5:25.

2Co 11.2 Eph 5.25

50) de stem des bruidegoms.

Wanneer hij zijne bruid ontvangt en aanspreekt.

Revelation of John 21:2

5) het nieuwe Jeruzalem,

Hoewel de gemeente van Christus in het algemeen ook soms aldus genoemd wordt, gelijk te zien is Gal. 4:26; Hebr. 12:22, omdat Jeruzalem daarvan een figuur en voorbeeld was, zo wordt hier nochtans de triomferende Kerk van Christus, en de plaats harer woning zo genaamd, omdat dan in haar zal volmaakt worden, hetgeen in deze wereld aan haar was begonnen. Zie Ps. 132:14.

Ga 4.26 Heb 12.22 Ps 132.14

6) nederdalende

Niet dat de woonplaats der zalige gelovigen hiernamaals buiten den hemel zal zijn, want het tegendeel wordt betuigd Joh. 14:2,3; Filipp. 3:20; 1 Thess. 4:17. Maar dit wordt gezegd ten opzichte van het voorbeeld, of van het gezicht dat Johannes daarvan heeft gezien, en ten opzichte van de kracht, waardoor dit alles is teweeggebracht. Zie Hebr. 11:10, en Openb. 3:12.

Joh 14.2,3 Php 3.20 1Th 4.17 Heb 11.10 Re 3.12

7) toebereid als

Namelijk gelijk in Openb. 19:7 gezegd is, dat zij als een bruid zich toebereidde, namelijk tegen Christus' komst; zo wordt hier gezegd, dat zij reeds toebereid was, dat is, ten volle versierd en verheerlijkt, om met Christus haar bruidegom eeuwig verenigd te blijven. Zie Ef. 5:27.

Re 19.7 Eph 5.27

Revelation of John 21:9

22) een van de zeven

Namelijk die Johannes hiervoor Openb. 17:3 in de woestijn had gevoerd, en het oordeel der grote hoer had getoond; welke hem nu de bruid van Christus en het hemelse Jeruzalem toont, als een einde van alle gezichten.

Re 17.3

23) ik zal u tonen

Dat is, de verheerlijkte gemeente van Christus met haar woonplaats. Zie hiervoor Openb. 19:7, waaruit blijkt, dat in dit gezicht niet alleen de heerlijkheid der plaats wordt getoond, waar de uitverkorenen altijd met Christus zich zullen verblijden; maar ook vooral de heerlijkheid der gemeente van Christus zelf, met hare eigenschappen, gelijk zij hiernamaals in den hemel zal zijn.

Re 19.7
Copyright information for DutKant