Song of Solomon 4:16

66) Ontwaak,

Of, rijs op, sta op. Dit is ook een zegen, dien God over zijn hof, dat is over zijne kerk zendt. Te weten, dat de winden daarop waaien, om dien te verversen en de lucht te zuiveren, en alzo denzelven vruchtbaarder te maken. Versta hier door den wind den Heiligen Geest, gelijk Joh. 3:8, en Hand. 2:2. En ofschoon de zuider- en noordenwind van verscheiden kwaliteiten en werkingen zijn, de een zijnde koud, de andere warm, de een vochtig, de ander droog, zo zijn zij nochtans beide dezen hof of der kerk Gods bevorderlijk, die somtijds scherpe bestraffingen, somtijds ook kalmte en zoete vertroosting van node heeft.

Joh 3.8 Ac 2.2

67) doorwaai

Het is God, die de winden voortbrengt uit zijne schatkamers; Ps. 135:7.

Ps 135.7

68) mijn hof,

Merk dat de kerk dezen hof noemt haren hof, ook zijnen: te weten Christus' hof, ten verscheiden opzien. Christus is de eigenaar en erfgenaam van dezen hof; maar de opzieners der kerk zijn Gods akkerlieden en medewerkers in dezen hof, dat is gemeente, waaraan iegelijk lidmaat de geestelijke gemeenschap mede heeft; 1 Cor. 3:9.

1Co 3.9

69) dat zijn specerijen

Dat is, opdat de reuk verspreid worde.

70) ate

Dat is, dat Hij de vruchten geniete, die wij door Hem, door de werking en kracht zijns Geestes, voortbrengen, waardoor wij schuldig zijn Hem te eren; Rom. 6:22.

Ro 6.22

71) edele vruchten.

Zie boven, Hoogl. 4:13.

So 4.13
Copyright information for DutKant