Zephaniah 1:5

14) En

Te weten, Ik zal uitroeien.

15) die zich nederbuigen

Dat is, niet allen degenen, die openbare afgodendienaars waren, maar ook hen, die een vermengde religie hebben en die nevens of met hunne afgoden ook den ware God dienen willen. Hetwelk God verbiedt 1 Kon. 18:21, en 2 Kon. 17:33; Ezech. 20:39.

1Ki 18.21 2Ki 17.33 Eze 20.39

16) de daken

Die in Judea en andere landen daar omheen, plat waren; zie de aantekening bij Deut. 22:8, en op welke zij dikwijls hunne afgoderij bedreven; zie 2 Kon. 23:12, en Jer. 19:13.

De 22.8 2Ki 23.12 Jer 19.13

17) het heir des hemels,

Dat is, voor de sterren, zon en maan. Zie de aantekening bij Deut. 4:19, en Jer. 7:18, en Jer. 10:2.

De 4.19 Jer 7.18 10.2

18) zweren bij den HEERE,

Of, den Heere zweren, gelijk 2 Kron. 15:14; hetwelk betekent Gode gehoorzaamheid en onderhouding zijner geboden beloven, en zich Gode heiligen en overgeven.

2Ch 15.14

19) zweren

Zie de aantekening bij Jer. 49:1.

Jer 49.1

20) bij Malcham;

Of, Melech, of Moloch, den afgod der kinderen Ammons. Doch onder dezen afgod kan men ook alle andere afgodenn verstaan, welken de afgodendienaars noemden hunne koningin. Melech betekent in het Hebr. een koning.

Copyright information for DutKant