1 Chronicles 16:1-6

Inleiding

Dit hoofdstuk sluit de beschrijving van de grote gebeurtenis van het plaatsen van de ark in de koningsstad af. Daarmee wordt de openbare aanbidding van God gedurende de regering van David bevestigd. Dat de ark niet naar Gibeon is gebracht, waar ook het altaar staat en wat er van de tabernakel over is, is van grote betekenis. Het betekent het oordeel over het hele stelsel dat met de tabernakel verbonden is.

Offers en zegen

Als de ark in de tent is gezet en als het ware tot rust is gekomen van zijn omzwervingen, is het gevolg dat er offers worden gebracht. Het neerzetten van de ark bewerkt aanbidding, waarvan het brandoffer spreekt, en gemeenschap, waarvan het dank- of vredeoffer spreekt. Van een zondoffer is hier geen sprake, dat past niet bij deze gebeurtenis.

Na het brengen van de genoemde offers deelt David zegen uit aan het hele volk. David is de koning-priester die als een ware Melchizedek voedsel uitdeelt (Gn 14:18). Ieder lid, zonder onderscheid tussen man en vrouw, krijgt “een rond brood, een klomp dadels en een rozijnenkoek”. Als het om de zegeningen gaat die de gelovige in Christus heeft ontvangen, is er geen verschil tussen man en vrouw (Gl 3:28).

Het ‘voedselpakket’ dat David uitdeelt, vertegenwoordigt in beeld een rijke zegen. Het ronde brood spreekt van de Heer Jezus: Hij is het brood van het leven. De klomp dadels spreekt van overwinning: dadels komen van de dadelpalmen, de palmboom is een symbool van overwinning. De rozijnenkoek spreekt van duurzame vreugde: rozijnen zijn gedroogde druiven en van druiven wordt de wijn gemaakt die het hart van God en mensen verheugt (Ri 9:13).

We zien deze duurzame vreugde bij de apostel Paulus in de brief aan de Filippenzen. Zelfs de tranen die bij hem opkomen (Fp 3:18), zijn niet in staat de aanwezigheid van die vreugde te verdrijven die zo kenmerkend is voor die brief. Dat heeft te maken met het feit dat het leven voor hem Christus is, wat we kunnen verbinden met de ark die gezet wordt “midden in de tent die David ervoor gespannen had”. Als Christus, van Wie de ark een beeld is, in ons leven centraal staat, is duurzame vreugde ons deel die we ook kunnen doorgeven. Dat doet David in het beeld van de rozijnenkoeken en dat doet Paulus naar de gelovigen in Filippi in zijn brief aan hen.

In beeld kunnen we hier zien dat de Heer Jezus in het midden van de gemeente is als die tot Zijn Naam samenkomt (Mt 18:20). De gemeente is een plaats waar aanbidding en gemeenschap plaatsvinden, met als gevolg dat ieder lid geestelijk voedsel ontvangt.

De HEERE loven

Nadat de ark is geplaatst en de offers zijn gebracht, wordt door David geregeld dat van de Naam van de HEERE in de tegenwoordigheid van de ark melding wordt gemaakt en dat Hij wordt geloofd en geprezen. David introduceert muziek en zang in de eredienst. Hij stelt daarvoor een orde in en draagt op om de HEERE te loven. De plaats van eredienst is nu niet meer alleen een plaats van offerdienst, maar ook van lofgezang. David draagt Asaf op om de HEERE te loven.

De woorden waarmee dat in de volgende verzen gebeurt, zijn citaten uit drie psalmen. Wie die psalmen heeft gemaakt, wordt niet meegedeeld. Aangezien David uit deze drie psalmen citeert, is het aannemelijk dat ze door hem gedicht zijn. We kunnen de lofzang in drie delen verdelen, in overeenstemming met de citaten uit de psalmen:

1. de 1Kr 16:8-22 zijn, met een enkele wijziging, Psalm 105:1-15,

2. de 1Kr 16:23-33 zijn, op enkele beginwoorden na, heel Psalm 96 en

3. de 1Kr 16:34-36 zijn Psalm 106:1,47-48.

Psalmen 105 en 106 zijn de twee laatste psalmen van het vierde psalmboek. In het vierde psalmboek worden de wegen bezongen waarlangs God Zijn grote einddoel zal bereiken. Dat doel is de invoering van Zijn Zoon als de Zoon des Mensen in de wereld om Zijn koningschap te vestigen.

Psalm 96 hoort ook bij het vierde psalmboek, dat begint met Psalm 90, het gebed van Mozes, de man die het volk door de woestijn heen leidde. In een opklimmende reeks psalmen vindt dan de vestiging van het koningschap van de Messias plaats. Dat sluit aan bij wat we hier hebben, de vestiging van het koningschap van David, in verband met de ark en met Jeruzalem. Het is nog goed erop te wijzen dat we in Psalm 102 lezen over de basis van Gods einddoel, dat is het werk van de Heer Jezus aan het kruis. In Psalmen 105 en 106 horen we als resultaat daarvan dan de grote jubel.

Het eerste deel, de 1Kr 16:8-22, dat bestaat uit Psalm 105:1-15, toont de trouw van God in het bewaren van Zijn verbond. Het tweede deel, de 1Kr 16:23-33, dat bestaat uit Psalm 96, is een lofzang. Het derde deel, de 1Kr 16:34-36, dat bestaat uit het beginvers en de slotverzen van Psalm 106, bevat de gedachte aan bijeen vergaderen. In de onderwerpen van deze drie delen – trouw, lofzang en bijeen vergaderen – kunnen we de betekenis van de namen van de drie hoofdzangers herkennen. Heman betekent ‘trouw’, Jeduthun betekent ‘koor van lofprijzing’ en Asaf betekent ‘een die bijeen vergadert’.

De inhoud van het loven van de HEERE wordt door David aangegeven en door “Asaf en zijn broeders” in praktijk gebracht. Het is goed om van de Heer Jezus te leren hoe we God kunnen loven. Hij zingt de HEERE – voor ons: de Vader – lof toe in het midden van de gemeente (Hb 2:12) en de gemeente mag met Hem instemmen. David is hier een beeld van de Heer Jezus Die door de Geest Gods volk leidt in de aanbidding.

We kunnen hierbij de toepassing maken dat het goed is om van trouwe broeders te leren hoe we God kunnen aanbidden. Dat doen we niet door een cursus bij hen te volgen of alleen maar na te spreken wat zij zeggen, maar door naar hun dankzeggingen te luisteren en daarin met ons hart mee te gaan.

Copyright information for DutKingComments