1 Chronicles 17:4

David mag geen huis voor God bouwen

Uit wat David in 1Kr 17:1 zegt, begrijpt Nathan wat hij bedoelt. Nathan zegt niet met zoveel woorden dat David de tempel mag bouwen, net zomin als David dat zelf heeft gezegd. Dit voornemen van David als zodanig is niet verkeerd. Daarom moedigt de profeet hem aan. Elkaar stimuleren om iets voor de Heer te doen, is goed. Toch is het advies van Nathan een eerste, menselijk goed te begrijpen reactie, maar niet het woord van de HEERE. In de nacht die volgt, krijgt Nathan te horen wat de HEERE van Davids voornemen vindt.

Om redenen die later worden gegeven, mag David de tempel niet bouwen (1Kr 22:8; 1Kr 28:3). Andere dingen moeten eerst gebeuren. David mag geen huis bouwen voor de HEERE, maar de HEERE zal voor David een huis bouwen. Hij schenkt aan David, die eerst een ontvanger moet worden. Wij kunnen de Heer niets geven wat Hij nodig heeft, maar dat betekent niet dat we Hem niets kunnen geven. De Heer ontvangt graag van ons wat wij Hem willen geven.

Nergens lezen we dat de HEERE, toen Hij met het volk rondtrok, de opdracht heeft gegeven om voor Hem een huis te bouwen. Integendeel, de HEERE heeft Zich steeds bij Zijn volk aangepast. Toen het volk Israël een slaaf was, werd Hij hun Bevrijder; toen het volk in tenten woonde, was Zijn woning ook een tent; toen het volk strijden moest, openbaarde Hij Zich als de Vorst van het leger van de HEERE; als het in vrede zal zijn gevestigd, zal ook God Zich in het huis van Zijn heerlijkheid vestigen.

Zo is het met Christus ten opzichte van ons. Wij zijn geboren uit een vrouw, Hij ook; Zijn aardse volk Israël was onder de wet, dat was Hij tijdens Zijn leven op aarde ook; nu Hij een hemels volk voor Zich vergadert, is Hij in de hemel voor ons; als Hij in heerlijkheid zal komen, komen wij met Hem in Zijn heerlijkheid; als Hij regeert, regeren wij met Hem.

Copyright information for DutKingComments