1 Chronicles 26:31

4. De voormannen en de rechters

De Levieten die we vóór dit gedeelte voor onze aandacht hebben gehad, hebben het huis van God als werkplek. Dat is toepasbaar op de samenkomsten van de gelovigen, waar zij hun taak bij uitstek vervullen. Bij de vierde taak, de voormannen en rechters, is dat anders. Zij wonen niet in Jeruzalem, maar zijn werkzaam in heel Israël, ook in het Overjordaanse. De rechters verlichten de koning in zijn taak.

Gelovigen worden ook gebruikt om rechtszaken onder gelovigen op te lossen. Het gaat dan om geschillen tussen gelovigen over gewone dingen die in het alledaagse leven kunnen gebeuren (1Ko 6:4-5). In de gemeente zijn mensen gegeven om daarin de gelovigen te dienen. Er is nauwelijks een geschil denkbaar dat niet door gelovigen kan worden opgelost. Daarvoor is niet een hoge intelligentie nodig, maar een geestelijke gezindheid.

De geest van de wereld dringt in de gemeenten binnen en vergroot het aantal geschillen in allerlei gemeenten. Het wantrouwen in een gemeente kan zo hoog zijn opgelopen, dat wat de ene groep zegt, volkomen langs de andere groep heen gaat. Dan kan het aan te bevelen zijn om wijze broeders van een andere plaatselijke gemeente te hulp roepen. Die moeten rustig naar beide partijen kunnen luisteren.

Het betreft “heel het werk voor de HEERE en de dienst van de koning” (1Kr 26:30) en “alle zaken van God en de zaken van de koning” (1Kr 26:32). Onder het laatste kunnen we de zaken van de Heer Jezus verstaan. Alle zaken onder de gelovigen raken direct God en Christus. Hun eer is ermee gemoeid. Alleen als dat wordt bedacht, is dit moeizame werk te doen en vol te houden.

Zowel aan de westzijde (1Kr 26:30) als aan de oostzijde (1Kr 26:32) van de Jordaan gaat het eerst om God en daarna om de koning. De dingen van God zijn de godsdienstige zaken als het brengen van de voorgeschreven offers en het wegdoen van afgoderij. De zaken van de koning hebben te maken met de staatkundige aangelegenheden, de rechtspraak en het bewaren van de vrede.

In 1Kr 26:31 is sprake van “het veertigste jaar van Davids koningschap”, dat wil zeggen dat we in het laatste jaar van zijn regering zijn. We zien hier dat David zich tot het laatste ogenblik blijft inzetten in en voor de dienst van de HEERE.

Copyright information for DutKingComments