1 Corinthians 11:1-16

Hoofdbedekking en haardracht – I

1Ko 11:1. Paulus zegt dat we hem moeten navolgen zoals hij Christus navolgt. Hoe hij dat doet, heeft hij in het laatste vers van het vorige hoofdstuk gezegd. Hij is erop uit om zoveel mogelijk mensen voor Christus te winnen en Hem te verheerlijken, zoals Christus alles heeft gedaan om Zijn God en Vader te verheerlijken. Hij wil op geen enkele wijze een verhindering zijn voor mensen om het evangelie aan te nemen. Op deze wijze volgt Paulus zijn Heer en jij mag Paulus daarin volgen.

1Ko 11:2. Paulus heeft al heel wat vermaningen moeten uitdelen. Die zijn hard nodig geweest. Wij hebben dat ook nodig. Toch is er ook iets wat hij in hen prijst. De Korinthiërs zijn hem niet vergeten, ze hebben zelfs in alles aan hem gedacht. Dat heeft hem goed gedaan. Daarbij komt nog dat ze aan de inzettingen vasthouden, zoals hij ze aan hen heeft doorgegeven. Dat kan hij waarderen.

Dat hij hen moet wijzen op de verkeerde manier waarop ze met deze inzettingen omgaan, bijvoorbeeld het avondmaal waarover hij verderop in dit hoofdstuk spreekt, kun je ook positief bekijken. Dat positieve is niet het verkeerde goed te praten, maar zit hem in het feit dat ze aanspreekbaar zijn. Hij kan hen wijzen op het verkeerde en erop vertrouwen dat ze naar hem luisteren. Hoe het ook zij, Paulus ziet goede dingen bij de Korinthiërs.

1Ko 11:3. Vervolgens gaat hij dan spreken over een onderwerp dat vandaag de dag een regelmatig besproken zaak is, namelijk de rol van de man en van de vrouw in het dagelijkse leven. In de wereld om je heen gaan de dingen zo heel anders dan je in het eerste gedeelte van dit hoofdstuk leest, dat je het wel een paar keer mag lezen om je gedachten hierover een beetje zuiver te krijgen. De rangorde die 1Ko 11:3 geeft, heeft in de wereld om je heen volledig afgedaan. God en Christus, daar gelooft men niet in. De man als hoofd van de vrouw is een zo ouderwetse en onjuiste gedachte, dat alles moet worden gedaan om die gedachte de nek om te draaien.

Als ik zeg dat 1Ko 11:3 een rangorde aangeeft, bedoel ik daar dit mee: bovenaan staat God, daaronder Christus, daaronder de man en daaronder de vrouw. Voor sommigen ontstaat door deze rangorde de indruk – en daar schopt men tegenaan – dat de vrouw helemaal onderaan deze lijst bungelt en daarmee een ondergeschoven plaats toegewezen krijgt. Maar dat is niet zo. Paulus wijst in feite terug naar de schepping van man en vrouw. Daar is te zien dat de man eerst is geschapen en dat de vrouw uit hem is voortgekomen. Uit zijn zijde wel te verstaan, dat wil zeggen als een die aan zijn zijde is geplaatst.

De man is het hoofd van de schepping, maar hij heeft zelf ook een Hoofd boven zich en dat is Christus. Hij is aan Hem verantwoording schuldig. Hij heeft in alle dingen aan zijn Hoofd te vragen, hoe hij zich moet gedragen tegenover zijn vrouw in zijn huwelijk en gezin, en tegenover de vrouw in de maatschappij en in de gemeente.

Christus is niet alleen zijn Hoofd, maar ook zijn Voorbeeld, want je leest dat het Hoofd van Christus God is. Dat ziet natuurlijk niet op Christus als de eeuwige Zoon, maar op Hem als Mens. Als Mens heeft de Heer Jezus Zich volkomen onderworpen aan de wil van God. ‘Onderworpen zijn’ klinkt je misschien wat slaafs in de oren, maar het gaat om een plaats van ondergeschiktheid ten opzichte van iemand anders. De man kan door te letten op zijn Hoofd, Christus, op een juiste manier ‘hoofd’ zijn van de vrouw. Dan zal hij zijn vrouw niet dirigeren, maar haar aanwijzingen geven op een manier die het haar gemakkelijk maakt om daarnaar te luisteren.

1Ko 11:4. Hoe kan deze rangorde nu zichtbaar worden? Hoe kan duidelijk worden dat er met de scheppingsorde van God rekening wordt gehouden? Christus is niet meer als Mens op aarde, maar het schepsel ‘mens’ wel. De mens is de beelddrager van God. Hij is er dan ook toe geroepen om deze rangorde gestalte te geven. In het bidden en profeteren is dat het beste te zien. Bij bidden richt de mens zich tot God en bij profeteren richt God zich tot de mens. In beide gevallen gebeurt dat door de mond van de mens. Als we bidden vergelijken met profeteren, zal het duidelijk zijn dat het gaat om hardop bidden in tegenwoordigheid van anderen. Profeteren heeft immers geen enkele zin als er geen luisteraars zijn.

Wanneer de man nu tot God bidt of voor de mensen profeteert, moet hij rekening houden met de plaats die God hem als zichtbaar hoofd in deze schepping heeft gegeven. Daarom moet hij bij bidden of profeteren niets op zijn hoofd hebben. In de zichtbare schepping is er geen wezen waaraan hij ondergeschikt is, want dat geeft de hoofdbedekking aan, zoals in de volgende verzen wordt aangegeven. Wanneer hij wel iets op zijn hoofd doet, onteert hij zijn onzichtbare Hoofd, Christus in de hemel. Weet je waarom? Omdat hij door zijn hoofdbedekking de indruk geeft dat hij naast Christus nog aan een ander hoofd onderworpen is.

1Ko 11:5. Voor de vrouw ligt dat anders. Zij moet juist wel een hoofdbedekking hebben als zij hardop, in het bijzijn van anderen, bidt of profeteert. Zij geeft daarmee te kennen dat zij haar plaats onder de man niet prijsgeeft, wanneer zij iets doet wat de man zou moeten doen. Het gaat dan om gevallen dat er geen mannen aanwezig zijn. Zodra die namelijk aanwezig zijn is het hun verantwoordelijkheid om te bidden of te profeteren. Als het om het bidden gaat, staat als voorschrift voor de mannen in 1 Timotheüs 2 dat zij op elke (openbare) plaats moeten bidden (1Tm 2:8).

Belangrijk is om er steeds aan te denken dat het gaat om ieders officiële plaats in de schepping. De plaats van openbaar optreden is die van de man. De vrouw heeft een meer teruggetrokken plaats. Komt zij door het voorgaan in gebed of door te profeteren toch op de voorgrond, dan zal zij zich dekken om niet de indruk te wekken dat zij de positie van de man inneemt. Zij zou anders haar hoofd, de man, onteren. [Even ertussendoor: dit bidden of profeteren van de vrouw is op een andere plaats dan in de gemeente. In 1 Korinthiërs 14 staat op een wijze die geen misverstand toelaat, dat het vrouwen in de gemeente niet toegestaan is te spreken (1Ko 14:34).]

Misschien lijkt het je allemaal wat overdreven dat er zoveel verbonden wordt aan wel of geen hoofdbedekking opdoen. Toch is het van belang, en wel omdat God het zegt. Voor de zichtbare en de onzichtbare wereld wil Hij een getuigenis van Zijn orde in de schepping. Het is hetzelfde als met de boom van de kennis van goed en kwaad in het paradijs. Waarom verbiedt God Adam en Eva daarvan te eten? De vrucht is toch niet minder goed dan die van de andere bomen? Maar God zegt het. Dat is voldoende reden om er niet van te eten. God wil erkend worden in wat Hij zegt en daar verbindt Hij zegen aan. Die zegen verspelen we door eigenzinnig optreden, als we niet naar Hem luisteren, zoals Adam en Eva eigenzinnig zijn opgetreden en de zegen hebben verspeeld.

1Ko 11:6. Er is nog iets verbonden aan de hoofdbedekking van de vrouw en dat is haar haar. Wanneer zij haar hoofd niet wil bedekken, moet haar haar ook maar afgeknipt worden. Waarom is dat nu weer? Omdat het lange haar dat zij draagt, haar eer is (1Ko 11:15). Als ze ongedekt bidt of profeteert, stelt ze zich op de plaats van de man, waardoor zij hem niet als haar hoofd eert. Laat ze dan ook haar haar er maar afknippen.

In het Oude Testament zijn twee teksten waar wordt gesproken over het haar van de vrouw. In beide gevallen staat deze tekst in een gedeelte waarbij de verhouding tussen een man en een vrouw in het geding is. De eerste tekst is in Numeri 5 waar je leest over het hoofdhaar van de vrouw dat moet worden losgemaakt (Nm 5:18). Het gaat daar om een man die zijn vrouw ervan verdenkt dat zij hem ontrouw is geworden. De tweede tekst is in Deuteronomium 21 waar je leest dat de vrouw moet worden kaalgeschoren (Dt 21:12). Daar gaat het om een vrouw die een krijgsgevangene is. In beide gevallen wordt het hoofdhaar van de vrouw in verbinding gebracht met oneer en schande.

Weet je dat vlak na de Tweede Wereldoorlog (1939-1945) vrouwen die ervan verdacht werden dat ze een verhouding met Duitse soldaten hadden gehad, ook werden kaalgeschoren? Met dit in gedachten wordt ook het eerste gedeelte van 1Ko 11:6 uit ons hoofdstuk wat duidelijker.

Toch wil Paulus ervan uitgaan dat een vrouw zich de schande bewust is van het afknippen van het haar of het zich zelfs laten kaalscheren. Hij draait de zaak in het tweede deel van 1Ko 11:6 direct weer om en zegt dat als het afknippen van het haar een schande is voor een vrouw, ze juist daarom haar hoofd moet bedekken. Je ziet hier hoe nauw hoofdbedekking en haardracht met elkaar verbonden zijn.

Lees nog eens 1 Korinthiërs 11:1-6.

Verwerking: Waarom is het belangrijk dat de man en de vrouw ieder een eigen plaats in de schepping hebben en die ook innemen?

Hoofdbedekking en haardracht – II

1Ko 11:7. De man is “[het] beeld en [de] heerlijkheid van God”. Dat is niet gering. Dat wil zoveel zeggen als: De man is op aarde de zichtbare vertegenwoordiger van de onzichtbare God. Ook verwacht God van de man dat hij de kenmerken en eigenschappen van Zijn wezen vertoont, dat hij die als het ware uitstraalt. Daarom moet hij zijn hoofd niet dekken.

De vrouw is op haar beurt de heerlijkheid van de man. Zij mag hem als het ware uitstralen door in haar handelen hem te laten zien. Deze dingen zijn het gevolg van de wijze waarop God hen heeft geschapen. “Adam is eerst geformeerd, daarna Eva” (1Tm 2:13). Adam is al geschapen en dan neemt God uit Adam een rib en vormt Eva daaruit (Gn 2:21-22).

1Ko 11:8-9. Naast de volgorde van de schepping van man en vrouw is er ook de reden van de schepping van de vrouw. De vrouw is geschapen ter wille van Adam en niet Adam ter wille van Eva. Eva is aan Adam gegeven als een hulp die bij hem past. Dat wil natuurlijk niet zeggen dat een man zijn vrouw nooit zal hoeven te helpen. Integendeel, de man zal uit liefde zijn vrouw helpen zoveel en waar hij maar kan, maar dat verandert niets aan de verzen die hier staan.

We moeten goed vasthouden wat hier staat omdat er krachten aan het werk zijn die deze orde van God in de schepping willen omdraaien. In de wereld om je heen wint de emancipatiebeweging steeds meer terrein. Het gaat steeds sneller. In het emancipatiestreven breekt men met deze verzen. Het feminisme maakt zich sterk om de vrouw het hoofd van de man te laten zijn. Dat dit in de wereld gebeurt, is niet vreemd, maar het heeft ook zijn invloed op de gelovigen.

1Ko 11:10. Dat “de vrouw een macht op haar hoofd” behoort te hebben, wordt vaker ervaren als een last dan als een voorrecht. De hoofdbedekking wordt hier “een macht” genoemd omdat het een teken is van het gezag waaronder zij staat. De man is immers haar zichtbare hoofd. Zeker, God ziet altijd allereerst het hart aan, hoe het daarmee is gesteld. Het is wel belangrijk of iemand iets alleen maar doet omdat ‘men’ het zegt, of dat iemand iets doet uit bewuste gehoorzaamheid en liefde tot Hem. Maar God heeft ook zichtbare tekenen gegeven. Aan deze tekenen kunnen engelen zien of iemand wel of niet rekening houdt met de orde die God in de schepping heeft aangebracht.

De hoofdbedekking bij het bidden en bij het profeteren is het zichtbare bewijs dat de vrouw niet de plaats van de man wil innemen tegenover God en de mensen. Hier staat ook nog dat het “ter wille van de engelen” is. Dat lijkt een vreemde reden voor de hoofdbedekking. Toch is het veelzeggend dat juist zij hier genoemd worden.

Engelen zijn toeschouwers. Zij zijn erbij als God de werelden schept (Jb 38:4; 7). Zij kijken naar de aarde en hebben grote belangstelling voor de wegen die God met de aarde gaat. Ze hebben het falen van de mens gezien in de tijd die in het Oude Testament wordt beschreven. Daarna hebben ze het volmaakte leven van de Heer Jezus gezien. Ze zijn erbij als Hij geboren wordt, als Hij verzocht wordt in de woestijn, als Hij in Gethsémané in zware strijd is, als Hij opstaat uit het graf en als Hij naar de hemel terugkeert. Dat kun je allemaal in de evangeliën lezen.

Het verlossingswerk dat de Heer Jezus heeft volbracht, heeft Hij niet volbracht voor engelen, maar voor schuldige mensen (Hb 2:13-16). Nu zien de engelen toe of met name de gelovige vrouw rekening houdt met de orde die God heeft ingesteld. Het gaat dan ook niet om iets dat cultuurgebonden is. Daar hebben engelen geen belangstelling voor. Het gaat hun om de scheppingsorde van God, die blijft bestaan zolang de aarde blijft bestaan. Gelovigen hebben het voorrecht én de verantwoordelijkheid opnieuw gestalte te geven aan de orde van God, terwijl de wereld onder aanvoering van de duivel een koers gaat die daar recht tegenin gaat.

Engelen worden ook met betrekking tot de gemeente als toeschouwers genoemd (Ef 3:10). De vraag wordt wel gesteld of een vrouw ook wanneer de gemeente samenkomt haar hoofd behoort te dekken. Ze mag daar immers niet hardop bidden of profeteren, zoals we nog in 1 Korinthiërs 14 zullen zien. Toch zal de vrouw zich dekken als de gemeente samenkomt omdat zij een beeld is van de gemeente (Ef 5:22-24).

Als de gemeente samenkomt, komen mannen en vrouwen samen. Tijdens die samenkomst doen zij hardop dingen samen, zoals zingen en amen zeggen. Door hun hoofd te bedekken maken zij de engelen duidelijk dat zij zich hun plaats als vrouw bewust zijn. Het is een indrukwekkend getuigenis voor de onzichtbare, intelligente wereld wanneer zij zien dat er gehandeld wordt in overeenstemming met Gods orde in een wereld waar met die orde is afgerekend.

1Ko 11:11. Dit vers stelt dat man en vrouw samen hun plaats “in [de] Heer” hebben. ‘In de Heer’ is er geen onderscheid. ‘In de Heer’ wil zeggen dat zij beiden voor Zijn aangezicht staan en in onderlinge harmonie Hem als hun Heer mogen dienen. Hij is Heer zowel van de man als van de vrouw. Wanneer zij zich dat beiden bewust zijn en daarmee in alles rekening houden, zal het juiste evenwicht in hun onderlinge verhouding geen problemen geven.

1Ko 11:12. Dit evenwicht blijkt ook uit dit vers. De vrouw is dan wel uit de man genomen, maar er is na Adam nooit een man in de wereld gekomen anders dan door een vrouw. Dat mag tot eer van de vrouw strekken. Het blijft natuurlijk zo, dat God de oorsprong van alle leven is. Hij is de Schepper van iedere man en iedere vrouw.

1Ko 11:13. Paulus heeft verschillende redenen genoemd die de vrouw ervan zouden moeten overtuigen dat zij bij het bidden of profeteren iets op haar hoofd moet doen. Hij heeft in de 1Ko 11:3-9 gewezen op de scheppingsorde. Daarna heeft hij de engelen als toeschouwers aangevoerd (1Ko 11:10). In de 1Ko 11:13-14 geeft hij nog een reden, namelijk het natuurlijke gevoelen. Hij doet een beroep op het onderscheidingsvermogen van de gelovigen, want dat is de bedoeling van het verzoek “oordeelt bij uzelf”.

Zij moeten eens op een geestelijke manier gaan nadenken over deze zaak en dan tot een oordeel komen en een beslissing nemen. Voor die beoordeling is wel een maatstaf nodig. Je kunt maar niet op eigen houtje de zaak gaan afwegen, want dan wordt het een puur gevoelsmatige beoordeling. Tot een juist oordeel kun je alleen komen als je je knieën buigt voor de Heer en Hem om licht en inzicht vraagt, terwijl je de Schrift op dit punt zorgvuldig wilt onderzoeken en van harte bereid bent om je aan de uitkomst ervan te onderwerpen.

1Ko 11:14. De vraag of het gepast is dat een vrouw ongedekt tot God bidt, brengt als vanzelf de les van de natuur naar voren in verbinding met het haar van de man en de vrouw. Hoofdbedekking en haar staan in nauw verband met elkaar. Lang haar is in de Bijbel verbonden met onderworpenheid, het afzien van bepaalde rechten en het toegewijd zijn aan een ander. Omdat God de man een plaats op de voorgrond heeft gegeven, mag hij geen lang haar dragen, terwijl lang haar voor de vrouw een sieraad is. Het is haar eer. De natuur leert dat.

Het is onnatuurlijk dat een man lang haar heeft en dat een vrouw kort haar heeft. Misschien dat iemand dit niet zo vindt, maar dat verandert niets aan het feit dat de natuur dit wel leert, want God zegt het hier in Zijn Woord. Zo kan het zijn dat veel mensen zeggen dat homoseksualiteit normaal en natuurlijk is, terwijl de natuur toch het tegendeel leert. In Romeinen 1 wordt dan ook over homoseksuele verhoudingen gesproken als ‘tegennatuurlijk’ (Rm 1:26).

1Ko 11:15. Het lange haar van de vrouw is haar als een sluier gegeven, waardoor zij haar ingetogenheid en toewijding ten opzichte van de man laat zien. Haar lange haar heeft uiteraard alleen betekenis als zij in haar houding blijk geeft van deze ingetogenheid en toewijding. Dan zal ten volle de eer haar deel zijn die verbonden is aan het dragen van lang haar.

De discussie: hoe lang is lang, ga ik niet aan. In twee geschiedenissen in de evangeliën zien we dat het haar van de vrouw die bij de Heer Jezus komt, lang genoeg is om er Zijn voeten mee af te drogen (Lk 7:38; 44; Jh 12:3). Verder staat er een aanwijzing in Openbaring 9. Je leest daar over “vrouwenhaar” (Op 9:8). Aangezien er geen verschil in het materiaal zit, moet de aanduiding ‘vrouwenhaar’ te maken hebben met de lengte. Er moet dan ook een duidelijk verschil te zien zijn tussen de lengte van het haar van de man en dat van de vrouw.

1Ko 11:16. Wie zin heeft om daar ruzie over te maken, moet het zelf weten. Het is in elk geval niet de gewoonte van de apostel en ook niet van enige plaatselijke gemeente. Het kan voor iedereen allemaal even duidelijk zijn. Te vaak wordt het verwarrend, ingewikkeld en moeilijk gemaakt doordat we ons niet meer eenvoudig houden aan wat Gods Woord zegt. Ook in dit opzicht heeft de wereld een grote invloed gekregen op het denken van de gelovigen. Deze invloed komt dan ook in het uiterlijk tevoorschijn. Lang haar is een eer voor de vrouw, zegt God hier. Welke vrouw durft het nog aan zonder compromis zich die eer toe te eigenen?

N.B. Het gaat in deze verzen natuurlijk om wat normaal is. Er zijn wel vrouwen die door ziekte of andere oorzaken waaraan zij niets kunnen doen, geen lang haar (kunnen) hebben.

Lees nog eens 1 Korinthiërs 11:7-16.

Verwerking: Waarom is dit gedeelte zo belangrijk voor de praktijk van het christelijk leven?

Copyright information for DutKingComments