1 Corinthians 11:17-34

Op één plaats samenkomen

1Ko 11:17. Paulus beveelt iets. Het kan zijn dat dit op de vorige verzen slaat, het kan ook zijn dat het op de volgende verzen slaat. Het verband met de vorige verzen is er wel. Stel je voor dat de man of de vrouw niet de juiste plaats inneemt in de scheppingsorde van God – daarover gaat het in de 1Ko 11:1-16 –, denk je dan dat ze in de gemeente van God wel ieder hun juiste plaats zullen innemen? Dat lijkt me sterk.

In Korinthe komen de gelovigen blijkbaar niet samen om het fijn met elkaar te hebben. Ze komen samen om elkaar kwaad te doen. Ze bedoelen het natuurlijk allemaal niet zo, maar in de praktijk van hun samenkomen komt het daar wel op neer.

1Ko 11:18. Waaruit blijkt nu dat zij hun samenkomsten niet op een goede, maar op een kwade manier met elkaar beleven? In de eerste plaats komt dat tot uitdrukking in het feit dat er scheuringen onder hen zijn. Al in het eerste hoofdstuk heeft Paulus hen erover moeten vermanen. Er is verdeeldheid onder hen. Lees dat nog maar eens na in 1 Korinthiërs 1 (1Ko 1:10-12).

Een scheuring brengt verdeeldheid binnen een plaatselijke gemeente. Naar buiten toe lijkt het alsof alle gelovigen nog bij elkaar horen. Ze komen allemaal nog op dezelfde tijd naar dezelfde lokaliteit, maar ze komen toch niet allemaal met hetzelfde verlangen. Ze vallen uiteen in verschillende groepen. In het geval van de Korinthiërs openbaart zich tijdens de viering van het avondmaal de geest van verdeeldheid, doordat er onderscheid is tussen armen en rijken. In onze tijd kan dat een even groot gevaar betekenen. Gelovigen met een hoge maatschappelijke positie kunnen gemakkelijk ook in de gemeente een vooraanstaande plaats krijgen, juist omdat ze zo’n belangrijke functie in de maatschappij hebben. Dat zou niet mogen gebeuren (vgl. Jk 2:1-4).

Bij het ontstaan van scheuringen kunnen ook andere menselijke factoren een rol spelen. Op de een maakt een goede spreker grote indruk, op een ander zijn goede manieren. Deze dingen mogen in het samenkomen van de gemeente geen rol spelen. Als de gemeente samenkomt, is het belangrijk dat iedere gelovige daar zijn plaats inneemt als lid van de gemeente.

Het innemen van die plaats heeft niets te maken met iemands plaats in de maatschappij of met iemands natuurlijke capaciteiten, maar met het werk van de Heer Jezus aan het kruis. Daardoor is de gemeente ontstaan. Ieder die weet dat de Heer Jezus ook voor hem dat werk heeft volbracht, is lid van de gemeente. En ieder lid van de gemeente heeft in die gemeente zijn eigen unieke plaats en tevens de verantwoordelijkheid om zich te laten leiden door de Heilige Geest.

1Ko 11:19. Toch kan het voorkomen dat, wanneer de gelovigen als gemeente samenkomen, er dingen gebeuren die niet van de Heilige Geest zijn, maar door de gelovigen zelf zijn bedacht. Het gaat dan om dingen die door het Woord van God veroordeeld worden. Neem nu die verdeeldheid. Verdeeldheid in een plaatselijke gemeente is nooit goed te praten. Dat moet als zonde worden beleden. Als zulke situaties zich voordoen, gebruikt God die om “de beproefden” openbaar te maken. ‘De beproefden’ zijn zij die voor Gods Woord buigen en aanvoelen dat zo’n situatie niet tot Zijn eer is. Zij zullen het verkeerde belijden en niet met de verdeeldheid meedoen.

Er is in dit vers sprake van “sekten”. Een sekte gaat nog een stap verder dan een scheuring. Een scheuring is verdeeldheid binnen een nog bestaand geheel. Wanneer er sprake is van een sekte, heeft de scheuring de gelovigen zo uit elkaar gedreven, dat ze ook openlijk uit elkaar zijn gegaan.

Het is belangrijk de betekenis van een sekte te zien. Een sekte is niet wat er gewoonlijk onder wordt verstaan. Gewoonlijk spreekt men van een sekte als het gaat om een geloofsgemeenschap die zich van de grote kerken heeft losgemaakt. Soms heb je dan inderdaad met een sekte te maken, maar dat hoeft niet zo te zijn. Een sekte in bijbelse zin is elke geloofsgemeenschap die naast de eenheid van de gelovigen nog een andere eenheid belangrijk vindt en als voorwaarde laat gelden om erbij te kunnen horen.

Om even bij Korinthe te blijven: de gelovigen zijn verdeeld, er zijn scheuringen, doordat sommigen zich aangetrokken voelen tot Paulus, anderen tot Petrus, weer anderen tot Apollos. Als dit niet wordt geoordeeld, kan het zover gaan, dat de gelovigen daardoor uit elkaar gaan. Dan zijn de sekten een feit geworden. De kerkgeschiedenis levert daarvan de beschamende bewijzen.

De ware eenheid daarentegen is de eenheid van de gemeente. Die eenheid wordt voorgesteld door een lichaam. Iedere gelovige is daar lid van. Er is sprake van een sekte als men een door mensen opgestelde leer of belijdenis, hoe bijbels die misschien ook kan zijn, moet onderschrijven om tot die bepaalde geloofsgemeenschap te kunnen behoren. Het Woord van God kent geen lidmaatschap van een kerkgenootschap, maar spreekt alleen van leden van het lichaam van Christus.

1Ko 11:20. Het samenkomen als gemeente, waarbij de gelovigen als niets meer en niets minder dan als gelovigen samenkomen, is een bijzondere aangelegenheid. Is het niet schitterend dat dit bij verschillende gelegenheden mag gebeuren? In Handelingen 2 kun je lezen met welk doel de gemeente, vlak na haar ontstaan, samenkomt en wat wij nog steeds kunnen doen (Hd 2:42).

Wij mogen als gemeente, zoals zij destijds, samenkomen om het brood te breken. Daarover gaat het vooral in het gedeelte dat je nu voor je hebt. We mogen ook samenkomen om te bidden, en ook om “de leer van de apostelen” te onderzoeken, dat wil zeggen om gemeenschappelijk Gods Woord te bestuderen en daar ook naar te handelen. Volharden in de leer van de apostelen is niet alleen volhardend hun leer onderzoeken, maar ook volhardend blijven in wat zij hebben geleerd. Voor een gezonde ontwikkeling van een plaatselijke gemeente is met name dit laatste onontbeerlijk. In 1 Korinthiërs 14 zul je nog meer zaken zien die met het samenkomen als gemeente te maken hebben.

In Mattheüs 18 staat in verband met het samenkomen als gemeente een schitterende belofte. De Heer Jezus zegt daar: “Want waar twee of drie vergaderd zijn in Mijn Naam, daar ben Ik in hun midden” (Mt 18:20). Dit vers kun je niet zomaar toepassen op elke gelegenheid waar twee of drie gelovigen elkaar treffen. Uit het verband van Mattheüs 18 blijkt duidelijk dat het gaat om het samenkomen als gemeente (Mt 18:15-20). En waar vergadert de gemeente? Daar, waar gelovigen tot de Naam van de Heer Jezus samenkomen. Dat wil zeggen, waar ze rekening houden met Zijn heerlijkheid en Zijn gezag, zoals je die in de Bijbel kunt vinden, want dat is wat in de ‘Naam’ van de Heer Jezus opgesloten ligt.

1Ko 11:21. De Korinthiërs komen samen om het avondmaal te vieren, maar het gaat er bepaald niet eerbiedig aan toe. Ze zijn gewoon om eerst met elkaar een liefdemaaltijd te hebben en daarna het avondmaal te vieren. Ze hebben allemaal eten en drinken meegenomen, dat wil zeggen degenen die het goed hebben. Er zijn namelijk ook gelovigen die niets hebben. In plaats van hun rijkdom met de armen te delen doen de rijken zich te goed. De tegenstellingen komen zelfs op zo’n wijze tot uiting, dat sommigen hongerig zijn, terwijl anderen zich aan de wijn te buiten gaan en dronken worden.

1Ko 11:22. Ze komen dan wel op één plaats samen en willen wel het avondmaal van de Heer eten, maar Paulus zegt hier dat daarvan door hun schaamteloze houding tegenover de andere leden van de gemeente geen sprake kan zijn. Hun buitensporige gedrag, waarbij ze geen rekening houden met hun medebroeders en -zusters, hun medeleden van het lichaam, is dan ook in feite een verachting van de gemeente van God. Ze beschamen hen die niets hebben. Nee, hierin kan de apostel hen niet prijzen.

Dan is er nog iets: Het gaat om het avondmaal van de Heer. Het is Zijn maaltijd. Dat wil zeggen dat het om het avondmaal gaat dat Hem toebehoort. Dat betekent ook dat alleen Hij het recht heeft om uit te nodigen om aan Zijn avondmaal deel te nemen. Dat kan geen mens of groep doen. Wat de betekenis van het avondmaal zelf is, wordt in de volgende verzen op bijzondere wijze beschreven.

Lees nog eens 1 Korinthiërs 11:17-22.

Verwerking: Wanneer komen gelovigen als gemeente samen?

Het avondmaal

Het indrukwekkende van deze verzen ligt in het contrast met de voorgaande verzen. Daar wordt de wanordelijke situatie bij de Korinthiërs geschetst, zoals die bij hun avondmaalsviering te zien is. Het is gewoon een puinhoop. Met zulke heilige dingen als het avondmaal wordt op een zeer onheilige manier omgegaan. Wat moet daar nu aan gedaan worden? Zet Paulus de gemeente in Korinthe aan de kant? Nee, hij wijst eerst het verkeerde aan en daarna gaat hij hun vertellen wat de echte en bijzondere betekenis van het avondmaal is.

Het is veelzeggend dat Paulus op deze manier tot de Korinthiërs kan spreken. Dit betekent dat de situatie niet totaal hopeloos is. Ze kunnen nog gecorrigeerd worden en er is nog herstel mogelijk. Dat is in de christenheid vandaag veelal anders. Door de menselijke instellingen die in veel kerken en groepen zijn binnengeslopen en vaste voet aan de grond hebben gekregen, is het niet meer mogelijk om het avondmaal te vieren zoals het door de Heer Jezus in de laatste nacht van Zijn leven op aarde is ingesteld. De hele kerkelijke structuur zou moeten worden opgegeven om ruimte te krijgen voor wat Paulus hier in alle eenvoud en op aangrijpende wijze zegt.

1Ko 11:23. Paulus neemt je mee naar “de nacht waarin Hij [de Heer Jezus] overgeleverd werd”. Dat is het moment in het leven van de Heer waarop Hij toch zeker het recht heeft bezig te zijn met Zichzelf en met alles wat Hem te wachten staat. Het is het moment dat aanbreekt als Judas, een van Zijn discipelen, Hem met een kus verraadt. Als dat alles vlak voor de deur staat, stelt de Heer Jezus het avondmaal in met het oog op Zijn discipelen voor de tijd dat Hij niet meer op aarde is.

Paulus heeft het rechtstreeks “van de Heer ontvangen” omdat het avondmaal helemaal past in zijn dienst. Paulus is immers de man die door God is uitgekozen om alles te vertellen over de gemeente, die is ontstaan door de dood, de opstanding en de verheerlijking van de Heer Jezus. Hij heeft direct al bij zijn bekering te horen gekregen dat de gemeente op aarde en de Heer Jezus in de hemel een zijn. Als hij de gemeente vervolgt, krijgt hij vanuit de hemel te horen: “Saul, Saul, waarom vervolg je Mij?” (Hd 9:4).

Dat juist Paulus de opdracht krijgt om deze instelling door te geven, bewijst dat het avondmaal iets is wat bij het leven van de christen hoort, ook bij jouw leven. Het is een gedachtenismaaltijd waarbij je telkens terugdenkt aan een Heiland Die heeft willen sterven voor jou en voor allen die Hem in het geloof hebben aangenomen.

Als je nadenkt over het avondmaal, is het goed je te realiseren dat Zijn lippen hebben gevraagd: “Doet dit tot Mijn gedachtenis.” Daarom heeft de Heer Jezus tijdens de viering van het Pascha brood genomen. Het Pascha, dat Hij met Zijn discipelen viert, is een terugdenken aan de verlossing van het volk Israël uit Egypte. De instelling van het Pascha staat beschreven in Exodus 12 (Ex 12:1-14).

Wat de Heer Jezus echter tijdens de viering van het Pascha instelt, heeft niet in de eerste plaats met Israël te maken, maar met de gemeente. Zolang de gemeente op aarde is, mag zij door de viering van het avondmaal haar innige en onlosmakelijke verbondenheid met de Heer Jezus tot uitdrukking brengen. Wanneer je naar een bijeenkomst gaat waar het avondmaal van de Heer gevierd wordt, zal steeds grote dankbaarheid je hart vervullen.

De Heer Jezus neemt brood. Het staat er zo gewoon. Toch is het bijzonder. Dat bijzondere zit niet in het brood. Het brood is gewoon brood. Het ondergaat geen buitengewone verandering door het uitspreken van een speciale zegenbede, zoals de rooms-katholieke kerk dat leert. Het blijft gewoon brood. Het bijzondere zit hem in wat het brood voorstelt.

Je kunt dit vergelijken met een foto van iemand van wie je veel houdt. Het materiaal van de foto is gewoon papier. Waar het om gaat, is wie afgebeeld is. Als iemand op die foto zou spugen, zou je dat vreselijk vinden, niet voor het papier, maar voor de verachting die wordt getoond voor de persoon die op de foto staat. Zo is het met het brood tijdens de avondmaalsviering. De Heer Jezus heeft van het brood gezegd: “Dit is Mijn lichaam, dat voor u is.” Het is vreselijk om daar op een ongepaste manier mee om te gaan.

1Ko 11:24. Als je in de samenkomst bent en je ziet het brood, mag je eraan denken dat de Heer Jezus, de eeuwige Zoon, Mens is geworden en een lichaam heeft aangenomen, zonder dat ooit weer af te leggen. In dat lichaam heeft Hij drieëndertig jaar lang hier op aarde geleefd. In Zijn lichaam heeft Hij op een volkomen wijze God geëerd. In dat lichaam heeft Hij ook geleden.

Denk je eens in: Hij wordt gevangengenomen, terwijl één zucht naar de hemel tweeënzeventigduizend engelen in beweging zou brengen om allen te verteren (Mt 26:53). Zo’n gevangenneming gebeurt niet zachtzinnig. Zondige mensenhanden vergrijpen zich aan dat heilige lichaam en slepen Hem voor Zijn rechters. Ondanks de verklaring die telkens weer gegeven moet worden, dat Hij niets gedaan heeft wat straf verdient, wordt Hij in Zijn heilige gezicht gespuugd, worden Hem Zijn kleren van Zijn lichaam gescheurd en wordt Zijn heilige rug opengereten door een afschuwelijke geseling.

Zo toegetakeld, moet Hij met het kruis op Zijn rug naar de plaats van de terechtstelling. Daar pakken ruwe soldatenhanden Zijn heilige handen die nooit anders hebben gedaan dan zegenen en jagen daar onbarmhartig spijkers doorheen om Hem vast te nagelen aan het kruis.

Dan richten zij het kruis omhoog. Daar hangt de Heiland! Hij wordt bespot en uitgedaagd om van het kruis af te komen. Toch blijft Hij hangen. Stel je voor dat Hij van het kruis zou zijn afgekomen. Dan zouden jij en ik voor eeuwig verloren zijn geweest. Zijn liefde voor jou en mij heeft Hem daar gehouden, en dat terwijl het ergste nog moest komen.

Het lijden dat Hij tot hiertoe heeft ondergaan, is Hem aangedaan van de kant van mensen. Dat lijden kan geen zonden wegnemen. Het maakt de schuld van de mens alleen maar groter. Dan gebeurt waardoor wij alleen van onze zonden konden worden verlost, en dat is dat Hij “onze zonden in Zijn lichaam” draagt op het hout (1Pt 2:24) en daarvoor wordt Hij door God geslagen (Zc 13:7). Zo sterft Hij. Het grijpt je aan, telkens wanneer je het brood voor je ziet staan.

1Ko 11:25. Ook de drinkbeker stelt iets voor. Daar gaat het om het bloed van de Heer Jezus, dat Hij vergoten heeft. Het bloed is van zo grote waarde, dat God daardoor de zonden kan vergeven. Die vergeving is een groot goed, iets om je telkens over te verwonderen en daarover telkens je dankbaarheid tegenover God te uiten.

Hoe vaak zou je avondmaal willen vieren? Er staat: “Zo dikwijls.” Uit het begin van Handelingen kun je opmaken dat de eerste christenen elke dag bij elkaar kwamen om het avondmaal te vieren. Verderop in Handelingen wordt de eerste dag van de week genoemd als een dag waarop het brood wordt gebroken (Hd 20:7). Deze eerste dag van de week wordt in Openbaring 1 “de dag van de Heer” genoemd (Op 1:10). Weet je nog hoe in ons hoofdstuk het avondmaal genoemd wordt? “’s Heren avondmaal” ofwel “het avondmaal van de Heer” (1Ko 11:20)! Het geeft een duidelijke verbinding aan tussen ‘de dag van de Heer’ en ‘het avondmaal van de Heer’. De zondag lijkt dan ook de meest aangewezen dag om het te vieren.

Een extra aanwijzing is dat de Heer Jezus op die dag, de eerste dag van de week, na Zijn opstanding te midden van Zijn discipelen komt (Jh 20:19; 26). Op die dag wil Hij graag met de Zijnen samenkomen, opdat ze Hem kunnen eren. Kan dat op meer gepaste wijze dan door het vieren van die gedachtenismaaltijd?

1Ko 11:26. Wanneer je dan het brood eet en de drinkbeker drinkt, verkondig je “de dood van de Heer”. Kun je je twee woorden voorstellen die zo tegenover elkaar staan en die hier toch zo nauw met elkaar verbonden worden dan ‘dood’ en ‘Heer’? Toch kan jouw hopeloze situatie niet op een treffender manier naar voren worden gebracht. Om jou te redden is niets minder dan de dood van de Vorst van het leven noodzakelijk geweest.

Daarom zeg je, hoewel zonder woorden, toch zo ontzettend veel wanneer je deelneemt aan het avondmaal. Het is een verkondiging aan wie het maar wil zien, of het nu mensen of engelen zijn, dat je alles te danken hebt aan een gestorven Heer. Als dat echt voor jou leeft, kan het niet anders of je wilt in je leven niets meer toelaten waarvoor de Heer in de dood heeft moeten gaan. Dat kan en mag niet meer.

Door hun opnieuw het bijzondere van de dood van de Heer voor te houden wil Paulus de Korinthiërs ertoe brengen hun verkeerde praktijken te belijden en weg te doen. Is dat niet een prachtige manier om gelovigen op het goede spoor te brengen?

En elke keer wanneer we de dood van de Heer hebben verkondigd, kan het de laatste keer zijn geweest. We denken bij het avondmaal terug aan Zijn dood, terwijl we weten dat Hij leeft. Want we verkondigen Zijn dood “totdat Hij komt”. Wat een geweldig vooruitzicht!

Lees nog eens 1 Korinthiërs 11:23-26.

Verwerking: Wat stelt het avondmaal voor?

Hoe neem je deel aan het avondmaal?

1Ko 11:27. Ik hoop dat je onder de indruk bent gekomen van het avondmaal, dat wil zeggen van wat het voorstelt: Christus en Zijn verzoenende dood. Dan kun je je ook voorstellen dat God het erg vindt als christenen op een oppervlakkige manier met het avondmaal omgaan. Onkunde hierin kan God verdragen, maar misbruik van deze heilige instelling kan Hij niet verdragen.

Als gelovigen menen dat het avondmaal dient tot versterking van het geloof, is dat in veel gevallen onkunde. Het avondmaal is niet tot versterking van het geloof, maar tot gedachtenis aan een gestorven Heiland. Bij het avondmaal komen de gelovigen niet iets halen, een woord ter bemoediging of zo, maar komen ze iets doen en iets brengen. Ze verkondigen de dood van een Geliefde en danken Hem dat Hij in de dood heeft willen gaan. Zijn dood gedenken en Hem tegelijk danken kan omdat Hij als de Levende in hun midden is.

Iets anders is het als, net als in Korinthe, de gelovigen op een verkeerde manier met het avondmaal omgaan. Dan beseffen ze niet meer wat het brood en de wijn voorstellen. Het kan je zomaar gebeuren dat je helemaal gedachteloos het brood eet en de wijn drinkt. Je denkt er niet bij na. Plotseling besef je wat je hebt gedaan. Dan vertel je God dat je er weer eens niet met je gedachten bij was. Gelukkig weet Hij dat zoiets kan gebeuren.

Een andere zaak is het als het avondmaal een soort sleur wordt, telkens nietszeggend. Waar het bij de Korinthiërs om gaat, is dat zij “op onwaardige wijze” brood en wijn gebruiken. Ze gaan op een verkeerde manier met het brood en de wijn om. Ze eten van het brood om daardoor hun honger te stillen en ze drinken van de wijn om hun dorst te lessen. Ze zijn de ware betekenis vergeten.

Dit ‘op onwaardige wijze’ heeft niets te maken met het waardig of onwaardig zijn van de persoon die aan het avondmaal deelneemt. Ieder waarachtig lid van de gemeente is door het werk van de Heer Jezus waardig gemaakt om eraan deel te nemen. Laat je niet door een gevoel van onwaardigheid weerhouden om aan het avondmaal deel te nemen.

Alleen wanneer er zonde in het leven van de gelovige is, dat wil zeggen een zonde die niet beleden wordt, is die gelovige niet waardig om deel te nemen. In 1 Korinthiërs 5 is dit uitvoerig aan de orde geweest. De waarschuwing hier is om niet lichtzinnig aan het avondmaal deel te nemen, want dan zou je je schuldig maken aan het lichaam en het bloed van de Heer.

1Ko 11:28. Ieder die het avondmaal serieus neemt, zal daarvoor terugschrikken en zichzelf daarom onderzoeken. Dit zelfonderzoek, dit “zichzelf beproeven”, is een noodzakelijk iets. Hoe dat werkt? Kijk, wanneer je eraan denkt in de samenkomst de Heer te ontmoeten, word je je direct ook bewust van Zijn heiligheid en dat Hij alles van je weet. Is er bij die gedachte geen enkele vrees bij je? Kun je Hem onbevangen in de ogen zien?

Zelfonderzoek heeft altijd een resultaat. Het kan zijn dat je je dingen herinnert die niet goed zijn; die kun je dan wegdoen. Het kan ook zijn dat je je oprecht van niets bewust bent; dan kun je onbeschroomd deelnemen aan het avondmaal. In Mattheüs 5 vind je hoe de Heer Jezus zegt wat ik met mijn eigen woorden zojuist heb gezegd (Mt 5:23-24).

Wegblijven van het avondmaal of het avondmaal aan je laten voorbijgaan, is in geen geval de ideale oplossing. Je laat dan de verhindering of de zonde het winnen van je liefde voor de Heer Jezus. Nee, beproef jezelf, doe de verhindering of het verkeerde weg en eet zó van het brood en drink zó van de wijn.

1Ko 11:29. Wie niet bereid is tot zelfonderzoek en zelfoordeel, die eet en drinkt zichzelf gemakkelijk een oordeel dat God over hem of haar zal uitoefenen. God waakt voor de eer van Zijn Zoon. Hij kan niet doen alsof het Hem niets kan schelen hoe er met de gedachtenis aan Zijn Zoon wordt omgegaan. Ook heeft Hij de Zijnen te lief om hen zo door te laten gaan. Hij wil hen graag van de volle waarde van deze instelling laten genieten. Daarom is Hij genoodzaakt om Zijn tucht te brengen over allen die zich geen rekenschap geven van het heilige dat ze in het avondmaalsbrood en de avondmaalswijn in hun handen hebben.

Het ‘niet onderscheiden van het lichaam’ wil zeggen dat er voor de gelovigen geen bijzondere betekenis meer is verbonden aan het avondmaalsbrood. Hun hart staat erbuiten. Het raakt hen niet meer. Dan moet God in duidelijke taal tot hen spreken.

1Ko 11:30. In Korinthe zijn om die reden veel gelovigen zwak en ziek en een behoorlijk aantal is zelfs al overleden. Deze dingen moeten de Korinthiërs iets te zeggen hebben. Het is niet de bedoeling van Paulus om hier aan te geven dat elke zwakte of ziekte van het lichaam of elk sterfgeval het gevolg is van een zonde. God kan daar ook andere bedoelingen mee hebben. Maar in Korinthe is dit alles daar wel het gevolg van.

Zo kan het ook in de huidige tijd gebeuren dat een plaatselijke gemeente op een indringende wijze door God wordt aangesproken als er ineens verschillende gelovigen zwakte en ziekte vertonen en er zelfs gelovigen door de dood worden weggenomen. Dan kan men in de bidstonden van de gemeente voor de zwakken en zieken en achterblijvende familie bidden, maar het zal ook de bedoeling zijn dat men de Heer vraagt hoe het komt dat deze dingen gebeuren, wat de oorzaak daarvan is.

Zeker is het niet zo bedoeld dat zwakheid en ziekte en dood alleen de schuldigen treft. Dat kan wel zo zijn, maar in Korinthe moet het de hele gemeente aanspreken, want de toestand van het geheel is niet goed. Het kan ook zo zijn, dat God enkele trouwe gelovigen heeft weggenomen om de ontrouwen tot inkeer te brengen. Er zijn dan ook geen vaste regels voor Gods handelen aan te geven, behalve dat God door dergelijke gebeurtenissen ons wil wijzen op situaties die niet goed zijn.

1Ko 11:31. We kunnen dit oordeel dat God moet brengen, voorkomen door onszelf te beoordelen. Jij bent in staat en er zelfs toe geroepen om jezelf te beoordelen. Jezelf beoordelen houdt in, dat je voor jezelf onderscheid kunt maken of je nu wel of niet in de weg van de Heer wandelt. Als je iets verkeerds hebt gedaan, zul je het verkeerde dat je hebt gedaan, veroordelen. Je zult niet alleen de daad veroordelen, maar ook jezelf en de toestand van je hart, want die verkeerde daad heeft alleen kunnen gebeuren omdat je niet dicht bij de Heer Jezus bent gebleven.

1Ko 11:32. Als wij niet onszelf oordelen, zal de Heer ons tuchtigen. Zoals gezegd, houdt Hij te veel van ons om ons in de zonde te laten voortleven. Als we in de zonde zouden voortleven, zouden we samen met de wereld onder het oordeel van God omkomen, wanneer Hij de wereld zal veroordelen.

1Ko 11:33-34. Na deze ernstige verzen over het oordeel en de tucht van de Heer roept Paulus de Korinthiërs op om met elkaar rekening te houden. Wie zijn gewone maaltijd thuis gebruikt, zal niet in gevaar komen het avondmaalsbrood te misbruiken om zijn honger te stillen, wat oordeel over de samenkomst zou brengen. Als de gelovigen zich thuis goed op de samenkomst voorbereiden, zal de samenkomst een zegen inhouden voor allen die er zijn en geen oordeel.

De voorbereiding op de samenkomst is een belangrijke zaak. Dat doe je niet even op zaterdagavond, laat staan op zondagmorgen een uurtje voor de samenkomst, hoe belangrijk het ook is om juist dan, als gezin of persoonlijk, bezig te zijn met de dingen van de Heer. De voorbereiding op de samenkomst is iets van de hele week, van je hele leven. De dood van de Heer die je (misschien?) verkondigt, heeft immers zijn uitstraling naar alle facetten van je leven?

Paulus heeft hiermee niet alles gezegd wat hij over dit onderwerp op zijn hart heeft. Er zijn dingen die hij wil bewaren tot hij bij hen is. Die dingen hebben wij niet in de Bijbel. Het zou niet goed geweest zijn om alles formeel vastgelegd te hebben. Het Woord van God zoals wij dat in onze handen hebben, is genoeg voor alle tijden en alle omstandigheden. Wij hebben de Heilige Geest ontvangen om in onze tijd en in onze omstandigheden aan de slag te kunnen met wat Paulus wél heeft doorgegeven. Wie zich aan Gods Woord en de leiding van de Heilige Geest onderwerpt, zal daarvan de zegen ondervinden.

Lees nog eens 1 Korinthiërs 11:27-34.

Verwerking: Hoe beoordeel jij jezelf?

Copyright information for DutKingComments