1 Corinthians 13:11

De liefde vergaat nooit

1Ko 13:8. Als hier staat dat de liefde nooit vergaat, kan het weer niet anders dan over de Goddelijke liefde gaan. Van menselijke of natuurlijke liefde kan dat nooit gezegd worden. Die liefde kan verkoelen en zelfs omslaan in haat.

In de praktijk van het leven is het helaas geen uitzondering dat een man en een vrouw uit elkaar gaan omdat zij niets meer voor elkaar voelen. Toen ze trouwden, leek het allemaal zo mooi. Maar na verloop van tijd is de eerste liefde verkoeld. Dat komt omdat dit soort liefde gebaseerd is op wat de ander is of doet.

De Goddelijke liefde daarentegen heeft altijd lief, hoe de ander zich ook gedraagt. De oorzaak hiervan is, dat van de Goddelijke liefde Gód de bron is. Daarom vergaat die liefde nooit. Ze is er altijd al geweest en zal altijd blijven bestaan. Van de gaven kan dat niet gezegd worden. “Profetieën”, “talen” en “kennis”, daarmee zal het een keer afgelopen zijn.

Zolang we op aarde zijn, hebben we profetieën nodig. Met profetieën worden twee dingen bedoeld. In de eerste plaats gaat het om toekomstvoorzeggingen, dingen die nog moeten gebeuren. Je vindt die door de hele Bijbel heen. Je toekomstverwachting is bepalend voor je leven op aarde. Als je bijvoorbeeld weet hoe het met de wereld zal aflopen, zul je daarmee rekening houden in de manier waarop je in de wereld leeft en met de wereld omgaat.

Het tweede is profetie in de zin van spreken tot opbouw van de gelovigen in de samenkomst van de gemeente. Dan wordt niet aan toekomstvoorzegging gedacht, maar aan bemoediging of vermaning die jij nodig hebt in je geloofsleven (1Ko 14:3).

In tegenstelling tot de liefde zullen de profetieën tenietgedaan worden. Als een toekomstvoorzegging in vervulling is gegaan, dan is de profetie tenietgedaan. Dat zal met alle profetieën gebeuren, want God zal alles wat Hij gezegd heeft, ook doen. Ook profetie als bemoediging of vermaning zal tenietgedaan worden, namelijk als wij in de hemel zijn opgenomen. Dan hebben we geen opbeurend of berispend woord meer nodig.

Van de kennis geldt hetzelfde: zij zal tenietgedaan worden. Opdoen van kennis is iets dat bij het onvolmaakte leven op aarde hoort. Je gaat naar school, je volgt cursussen om je kennis te verrijken en daardoor beter je werk te kunnen doen. Het opdoen van kennis gaat door zolang je op aarde leeft. Dat geldt ook in de dingen van God. In de hemel is dat niet meer nodig en is de kennis tenietgedaan, want dan kennen we volkomen.

Ook aan de talen komt een einde. Alleen is dat niet pas in de hemel, maar al op aarde. Om je duidelijk te maken waarom dat zo is, wil ik je wijzen op het woordgebruik in 1Ko 13:8. Dat heeft mij tenminste geholpen toen ik nadacht over de gave van het spreken in talen en of deze gave ook nu nog voorkomt. Van de profetieën en van de kennis staat dat zij “tenietgedaan worden”, terwijl er van de talen staat dat “zij zullen ophouden”. Dit verschil is belangrijk.

‘Tenietgedaan worden’ ziet op een gebeurtenis, een handeling waardoor zowel de profetieën als de kennis aan hun einde komen. Deze gebeurtenis of handeling is de komst van de Heer Jezus om de gemeente op te halen en in de hemel te brengen. Dan is de volmaakte toestand aangebroken en zijn profetie en kennis niet meer nodig.

Met de talen ligt dat anders. ‘Zij zullen ophouden’ wil zeggen dat zij na verloop van tijd vanzelf zullen ophouden, namelijk als zij hun functie hebben vervuld. Het ophouden gebeurt niet door een handeling, maar vindt geleidelijk plaats. Deze gave sterft als het ware langzaam weg.

Wat is de functie van de talen? Dat is om in de begintijd van de gemeente duidelijk te maken dat God aan het werk is. In het boek Handelingen, waarin het ontstaan en de beginjaren van de gemeente worden beschreven, lees je in de eerste hoofdstukken verschillende keren over het spreken in talen. Maar hoe verder je in dit bijbelboek leest, des te minder tref je er deze gave aan, tot hij helemaal uit het zicht verdwijnt. De betekenis van het spreken in talen komt in 1 Korinthiërs 14 nog uitgebreid aan de orde, maar hier is toch ook al een aanwijzing te vinden die je niet over het hoofd moet zien.

1Ko 13:9. Dan gaat Paulus verder alleen spreken over profetie en kennis. Beide zijn “ten dele”, dat wil zeggen dat profeteren en kennen bij stukjes en beetjes gaat. Bij God is volmaakte kennis aanwezig, bij ons een gedeeltelijke kennis. Je kunt dit vergelijken met het leren kennen van een stad. Je kunt een stad alleen goed leren kennen als je alle straten ervan bent doorgegaan. Na elke straat waarin je bent geweest, heb je de stad weer een stukje beter leren kennen. Dat wordt bedoeld met ‘ten dele’, ofwel in gedeelten.

1Ko 13:10. Pas wanneer je in een vliegtuig zit en boven de stad vliegt, krijg je een totaaloverzicht en zie je hoe alle straten met elkaar in verbinding staan. Met de waarheid van God is dat net zo. Je kunt op het ene moment bezig zijn met je zegeningen als christen en op een ander moment met de toekomst van Israël, maar nooit met beide tegelijk. Natuurlijk ga je steeds meer van de geweldige eenheid van de Bijbel zien als je je veel met de Bijbel bezighoudt. Toch zul je pas in staat zijn om Gods plan in zijn totaliteit te overzien, als het volmaakte, dat is de heerlijkheid, is gekomen.

1Ko 13:11. Dat er ook in geestelijk opzicht sprake is van groei, blijkt uit wat Paulus zegt over een kind en over een man. Wat in de natuur geldt, geldt ook in geestelijk opzicht. Ik weet niet hoelang je de Heer Jezus al kent. Ik weet wel, dat je na verloop van tijd andere dingen belangrijker gaat vinden dan de dingen die je vroeger belangrijk vond. Je gaat van bepaalde dingen de waarde beter kennen en van andere dingen de waardeloosheid.

Een klein kind vindt het prachtig om met allerlei dingen te spelen. De waarde ervan beseft het niet, het interesseert het kind niet, als het maar leuk is. Een speelgoedautootje is leuk en achter het stuur van een echte auto zitten is ook leuk. Wie een man is geworden zal ondertussen wel tot de ontdekking zijn gekomen van het grote verschil in waarde en gebruik. In geestelijk opzicht is dat ook zo. De Korinthiërs vinden het prachtig om in talen te spreken. Maar het spreken in talen hoort bij de ‘kind-periode’ van de gemeente. Wat werkelijk van waarde is voor de gemeente, hebben ze nog niet door.

1Ko 13:12. Dat wij nu alles nog “wazig” zien, komt door de beperkingen die wij als mensen hebben. Hiermee wordt niet bedoeld dat het ‘dus’ geen zin heeft om Gods Woord te leren kennen, alsof het toch moeilijk en onbegrijpelijk blijft. Nee, wie God en de Heer Jezus echt liefhebben, zullen er al het mogelijke aan doen om Hen beter te leren kennen en dat kan alleen door de Bijbel. Heb jij het nooit ervaren dat tijdens het lezen van Gods Woord bepaalde dingen je ineens duidelijk zijn geworden? Het is het verlangen van de Heer Jezus dat wij toenemen aan inzicht.

Het “wazig” zien, alsof je in een spiegel kijkt die je gezicht niet helemaal duidelijk weergeeft, moet je vergelijken met de volmaaktheid van de hemel. Wanneer we daar zijn, zal elke beperking en elke onduidelijkheid die we hier op aarde nog ervaren, weg zijn. Ik zal dan op dezelfde manier kennen, zoals God mij altijd al heeft gekend.

1Ko 13:13. Zolang ik op aarde ben, blijven “geloof, hoop en liefde” tot mijn beschikking. Voor iedere christen zijn dit de drie pijlers waarop zijn leven rust en de kracht waardoor hij leeft in een wereld die in het boze ligt (1Jh 5:19).

“Geloof” is hetzelfde als vertrouwen. Een christen vertrouwt op God en de Heer Jezus voor het heden, ondanks de tegenstand en de moeite die hij meemaakt.

De “hoop” ziet verlangend uit naar de tijd dat het volmaakte er zal zijn. In Hebreeën 6 wordt de hoop “een anker van de ziel” genoemd (Hb 6:19). Een anker is van groot belang om een schip op de juiste plaats te houden, zodat het niet met de stroom wordt meegesleept. Een schipper vertelde eens dat niet alle ankers even betrouwbaar zijn. Vertrouwt hij zijn anker niet, dan heeft hij geen rust. Alleen als hij zijn anker kan vertrouwen, gaat hij rustig slapen. Als jij zo je hoop vestigt op de Heer Jezus en blijft uitzien naar Zijn komst, zul je niet van je stuk gebracht worden.

Ten slotte de “liefde”. Die is van de drie “de meeste”. De liefde is ‘de meeste’ omdat zij niet alleen uitgaat naar God en de Heer Jezus, zoals dat het geval is bij geloof en hoop, maar ook hier op aarde uitgaat naar andere mensen om hun goed te doen. De liefde is eveneens ‘de meeste’ omdat zij ook in de eeuwigheid blijft bestaan, terwijl het geloof verwisseld wordt in aanschouwen en de hoop in vervulling gaat.

Lees nog eens 1 Korinthiërs 13:8-13.

Verwerking: Geloof, hoop en liefde komen samen ongeveer tien keer voor in het Nieuwe Testament, bijvoorbeeld ook in 1 Thessalonicenzen 1 (1Th 1:3). Zoek zelf een paar andere plaatsen op.

Copyright information for DutKingComments