1 Corinthians 16:9

Inzameling en reisplannen

1Ko 16:1. Paulus besluit zijn brief met een paar praktische aanwijzingen over een collecte, een inzameling van geld. Het lijkt een soort aanhangsel te zijn waarin hij nog even iets kwijt wil wat niet zo belangrijk is. Toch is dat schijn. Wat hij hier zegt, raakt je portemonnee. Er is wel eens gezegd dat het laatste wat van een Nederlander bekeerd wordt, zijn portemonnee is. De grapjes die onze zuiderburen over de gierigheid van de Nederlander maken, zijn ook niet uit de lucht gegrepen. Er zijn overigens maar weinig mensen die zich helemaal niet druk maken over het ‘slijk der aarde’. Iedereen wil er zoveel mogelijk van hebben. De loterijen en andere kansspelen bewijzen dat het verschijnsel niet voorbehouden is aan de Nederlandse bevolking.

De aansporing die de Korinthiërs krijgen om een inzameling te houden voor arme gelovigen, is ook voor ons hard nodig. Als je het zelf goed hebt, is de kans niet denkbeeldig dat je een ander vergeet. Mogelijk heb je net genoeg om er zelf van rond te komen. Wat houd je dan nog over voor een ander? Toch wordt het niet aan je beleefdheid of mogelijkheid overgelaten of je iets opzij kunt leggen voor een ander. Paulus heeft hetzelfde al gezegd tegen de gemeenten van Galatië en nu houdt hij ook de Korinthiërs hun verantwoordelijkheid voor. Hij wil erop kunnen rekenen dat zij zullen doen wat hij zegt.

In 2 Korinthiërs 8-9, dat zijn twee hele hoofdstukken, geeft hij nog meer aanwijzingen over het inzamelen van gelden voor noodlijdende medegelovigen. Daaruit blijkt hoe belangrijk hij dit onderwerp vindt. In die hoofdstukken lees je onder meer dat God graag ziet dat je vrijwillig geeft, niet uit dwang.

1Ko 16:2. In ons hoofdstuk geeft hij de aanwijzing op welke wijze het opzijleggen van geld voor arme gelovigen het beste kan gebeuren. Natuurlijk zijn er veel manieren om anderen te laten delen in de welvaart die jij hebt, maar hier wordt een nauwe relatie met de eerste dag van de week, de zondag, gelegd. Dat is mooi. De eerste dag van de week is speciaal de dag waarop de gelovigen samenkomen om het avondmaal te vieren en om naar Gods Woord te luisteren (Hd 20:7). Is het niet een automatisch gevolg van onze verbondenheid in de Heer die we beleven tijdens de samenkomsten, dat we ook in praktisch opzicht onze verbondenheid tonen?

De Bijbel spreekt over een “lofoffer” dat we als een “vrucht van de lippen” aan God mogen brengen en bedoelt daarmee dat we God vertellen hoe dankbaar we Hem zijn dat Hij ons heeft verlost. Direct daaraan gekoppeld spreekt de Bijbel over de offers van “de weldadigheid en de mededeelzaamheid” waarin God een welbehagen heeft (Hb 13:15-16). De collectes of inzamelingen zijn geen geldklopperij, maar een logisch gevolg van onze dankbaarheid aan God.

Nadat Paulus het zo verbonden heeft met “[de] eerste [dag] van [de] week”, geeft hij een praktische tip: Laat ieder van hen op die dag een bepaald bedrag opzijleggen. Dat bedrag kan elke week verschillend zijn. Het is afhankelijk van hun welvaart. Voor mensen met een vast inkomen zal het vaak hetzelfde bedrag zijn. Er moet steeds over worden nagedacht: ‘Hoeveel kan ik deze week opzij leggen?’

Ik hoop dat jij de gewoonte hebt om regelmatig geld in de collectezak te doen of op een andere manier geld te geven voor of aan gelovigen die het nodig hebben. En bekijk je ook regelmatig of er iets aan de bijdrage kan veranderen? Door de aanpak die Paulus voorstelt, heeft hij het voordeel dat er bij zijn komst een aardig bedrag bij elkaar gespaard zal zijn. Als de inzameling pas zou gebeuren op het moment dat hij zou komen, zou de opbrengst beslist niet zo groot zijn. Een eenmalige gift is meestal kleiner dan de som van een gespaard bedrag.

1Ko 16:3-4. Het bedrag dat op die manier klaarligt, zal hij aan broeders geven die het vertrouwen van de gemeente hebben. Samen met een begeleidend schrijven zullen deze broeders de liefdegave naar Jeruzalem brengen. Hij weet nog niet of hijzelf ook mee zal gaan. In het geval dat hij gaat, zullen zij met hem mee kunnen reizen. De broeders die met deze opdracht worden belast, zijn niet een paar willekeurige broeders. Het zijn broeders die hun sporen in de dienst van de Heer hebben verdiend. De gemeente in Korinthe kan deze broeders voordragen op grond van hun beproefdheid. Het moeten mensen zijn die niet voor de verleiding bezwijken om er met het geld vandoor te gaan.

In Handelingen 6 en 1 Timotheüs 3 heb je een paar kenmerken van broeders aan wie men zo’n dienst kan toevertrouwen (Hd 6:3; 1Tm 3:8-13). De eigenschappen die daar beschreven worden, behoren natuurlijk iedere christen te sieren. Als dat al zo is, dan toch zeker die broeders die een taak op de schouders gelegd krijgen om te voorzien in de stoffelijke noden van de gelovigen. Deze eigenschappen gelden nog steeds als een voorwaarde om een dienst in materiële zaken te kunnen doen. Het feit dat we tegenwoordig te maken hebben met digitale betalingsmogelijkheden, doet niets af aan de kwaliteiten die iemand moet hebben die met een dergelijke dienst belast wordt.

1Ko 16:5. Het ligt in Paulus’ voornemen om de gelovigen in Korinthe te bezoeken. Hij schrijft aan hen langs welke weg hij denkt te komen. Als hij vanuit Efeze, van waaruit hij deze brief schrijft, vertrokken is, zal hij eerst door Macedonië reizen. Daar liggen steden als Filippi en Thessalonika, waar zijn hart ook naar uitgaat. Maar daarna komt hij naar Korinthe.

1Ko 16:6-7. Hij wil een flinke tijd bij hen blijven, mogelijk zelfs de hele winter. Als het buiten koud is, kan hij genieten van de warme liefde van de Korinthiërs. Dat zal een prachtige gelegenheid zijn om hun verder onderwijs te geven over de vragen die zij hebben gesteld. Tevens zullen zij in de gelegenheid zijn om hem te helpen als hij weer vertrekt. Hij rekent er in feite op dat zij dat zullen doen. Dat is de taal van de liefde. Hij heeft hun in de brief heel wat moeten zeggen over wat bij hen niet goed is. Toch vertrouwt hij erop dat zij hierdoor geen hekel aan hem hebben gekregen. Iemand in liefde terechtwijzen zal de verhouding niet doen verkoelen. Zoals gezegd, zal zijn bezoek niet vluchtig zijn.

Hij besluit zijn plannen met “als de Heer het vergunt”. Dat laat zien dat Paulus in alles rekening houdt met de wil van de Heer. Je mag best plannen maken, daar is niets op tegen, vooropgesteld natuurlijk dat het plannen zijn die de Heer kan goedkeuren. Het is voor een christen normaal dat hij zijn plannen in het gebed aan de Heer voorlegt, of het nu gaat om een vakantie of een zakenreis of een dienst voor de Heer.

De Heer Jezus heeft gezegd: “Zonder Mij kunt u helemaal niets doen” (Jh 15:5). Je zult het vast wel eens hebben meegemaakt dat je bepaalde dingen wilde doen, zonder de Heer erbij te betrekken. Je deed het omdat je het zelf graag wilde. Het maakt niet uit of je plannen zijn gelukt of niet, maar zonder de Heer is het niet goed geweest. Het geeft een geweldige rust als je weet dat de Heer je leven bestuurt en je bewust je leven in Zijn handen legt. Leg je plannen daarom aan Hem voor en je zult de zegen ervan ervaren.

1Ko 16:8-9. Aan de andere kant is een leven in de weg van de Heer niet een leven dat gladjes verloopt. Dat heeft Paulus ook ervaren. Hij wil in Efeze blijven tot Pinksteren omdat de Heer daar voor hem een groot werk heeft. Dat blijkt uit twee dingen:

1. “Een grote en krachtige deur” is voor hem geopend. Dat betekent dat de Heer op een machtige, indrukwekkende wijze de harten van een groot aantal mensen voor het evangelie heeft geopend.

2. Het bewijs dat de Heer daar aan het werk is, wordt ook geleverd door “veel tegenstanders”. Er is niets wat de duivel zo actief maakt als een werk van de Heer. Hoe meer tegenstand je ontmoet in een werk dat je voor de Heer wilt doen, des te zekerder kun je ervan zijn dat het inderdaad een werk van Hem is.

De duivel maakt zich niet druk om mensen die alleen voor zichzelf leven. Daar heeft hij niets van te vrezen. Zulke mensen doen wat hij prettig vindt en hij vindt alles prettig wat niet voor de Heer gebeurt.

Als jij graag voor de Heer bezig wilt zijn, zul je vaak deze twee dingen tegenkomen:

1. De Heer opent een deur voor je, dat wil zeggen: je ziet mogelijkheden om een werk voor de Heer te doen. Hij brengt je in omstandigheden die je herkent als Zijn leiding om een werk voor Hem te doen.

2. Je ontmoet tegenstand. Niet alleen jij herkent een werk voor de Heer, de duivel herkent dat ook. Daarom zal hij al zijn krachten inspannen om je daarin tegen te werken. Daarvoor gebruikt hij mensen die als tegenstanders van het evangelie jou in je werk voor de Heer willen tegenhouden. Laat je daar niet door ontmoedigen, maar juist bemoedigen!

Lees nog eens 1 Korinthiërs 16:1-9.

Verwerking: Ben jij aan het sparen? Waarvoor/voor wie?

Copyright information for DutKingComments