1 Corinthians 7:10-16

Drie groepen

In het gedeelte dat je zojuist hebt gelezen, komen drie groepen mensen voor je aandacht:

1. “de ongetrouwden en de weduwen” (1Ko 7:8),

2. “de getrouwden” (1Ko 7:10) en

3. “de overigen” (1Ko 7:12), dat zijn de gemengde huwelijken, waarvan alleen de man of de vrouw een gelovige is.

Voor elk van de drie groepen heeft Paulus een woord.

1Ko 7:8. “De ongetrouwden en de weduwen” kunnen het best ongetrouwd blijven, net zoals hij. Dan heb je niets te maken met de zorg voor een goedlopend huwelijk. De tijd die je daarin moet investeren, kun je dan gebruiken in de dienst van de Heer.

1Ko 7:9. Paulus heeft tegelijk wel degelijk oog voor de praktijk. Hij beseft goed dat er verlangens kunnen zijn die het niet toelaten dat iemand ongetrouwd blijft. Misschien loop jij wel met de vraag rond of de Heer wil dat jij trouwt of dat Hij wil dat je alleen blijft. Ik heb ook met die vraag gezeten. Het antwoord voor mij kwam toen iemand zei: ‘Als jij verlangt naar een levenspartner, kun je ervan uitgaan dat de Heer wil dat je trouwt. Hij heeft dat verlangen in je gelegd.’ Een simpel antwoord dat voor mij het einde van de vraag heeft betekend over wel of niet trouwen. Je hoeft daar, denk ik, niet krampachtig mee om te gaan.

Dan komt natuurlijk nog wel het probleem hoe je kunt weten met wie de Heer wil dat je trouwt. Daar kun je dan verder voor gaan bidden. Soms is het zo dat je, ondanks het verlangen naar een levenspartner, toch alleen blijft. Dat kan een hele strijd veroorzaken, zo hevig, dat je zelfs gaat twijfelen aan de liefde van God. Ik kan dat wel begrijpen, zeker als er door anderen ook nog zielig over wordt gedaan. Een hoofdstuk als dit kan je dan bemoedigen. Voor God heeft jouw leven Zijn doel niet gemist als er in jouw leven geen levenspartner verschijnt. Geef het gevoel van het gemis niet de kans je leven te vullen. Blijf je richten op Hem. Hij wil die ruimte in je leven vullen.

Ik wil hiermee niet de indruk wekken dit probleem met een paar zinnen af te doen. Dat zou goedkoop zijn. Ik wil alleen proberen een richting aan te geven, waarin draagkracht voor dit gemis te vinden is.

1Ko 7:10-11. Voor de tweede categorie, “de getrouwden”, geldt dat zij getrouwd zijn tot de dood scheiding brengt. Elke scheiding die eerder plaatsvindt dan de dood, is verboden. In Maleachi 2 staat dat God “het wegsturen … haat” (Ml 2:16). Er is geen reden te bedenken waarom man en vrouw elkaar zouden kunnen wegsturen, anders gezegd, zouden kunnen scheiden. Ja, je hoort wel van onhoudbare situaties van voortdurende ruzies, scheldpartijen, dronkenschap of een verhouding met een ander en overspel. En menselijk gesproken is het dan begrijpelijk dat er door de partij die dit alles moet ondergaan een echtscheidingsprocedure in gang wordt gezet. Maar de Heer Jezus heeft gezegd – en met de opmerking “niet ik, maar de Heer” verwijst Paulus daarnaar –: “Wat dan God heeft samengevoegd, laat een mens dat niet scheiden” (Mt 19:6). Hier staat een duidelijk bevel: niet scheiden.

Is het dan onder geen enkele voorwaarde mogelijk om te scheiden? Nee, want die voorwaarde is er niet. Sommigen menen in Mattheüs 19 de enige uitzondering te zien die de gevraagde voorwaarde geeft (Mt 19:9). Dat is in het geval dat er door een van de partners is gehoereerd. De reden is, zo zegt men, dat door de partner die hoereert in feite de huwelijksband verbroken is door te hoereren, dat wil zeggen door met een ander geslachtsgemeenschap te hebben (1Ko 6:16). Die redenering gaat echter niet op, want geslachtsgemeenschap buiten het huwelijk verbreekt geen wettig huwelijk, net zomin als door geslachtsgemeenschap buiten het huwelijk een huwelijk ontstaat.

Mocht iemand Mattheüs 19:9 toch als uitzondering zien en menen aan dat vers het recht tot echtscheiding te kunnen ontlenen, dan mag hij of zij zich wel afvragen of er van dit recht gebruik moet worden gemaakt. Wanneer het opgebracht kan worden – ik wil me hierin zo voorzichtig mogelijk uitdrukken – van dit recht af te zien, zou het een overwinning van de genade zijn om zelf toch trouw te blijven aan de huwelijksband waarin zij beiden verbonden zijn en die tot de dood onverbrekelijk is.

In een bepaald geval van echtscheiding wordt wel eens als excuus aangevoerd dat het in dat bepaalde geval zou gaan om een huwelijk waarin man en vrouw niet door God zijn samengevoegd. Er zijn inderdaad huwelijken genoeg die tot stand zijn gekomen zonder dat men daarin naar de wil van God heeft gevraagd. Als dat zo is, moet dat als zonde beleden worden, maar het mag nooit als een excuus dienen om te gaan scheiden. Als er staat ‘wat God heeft samengevoegd’ – en niet ‘wie God heeft samengevoegd –, ziet dat op de instelling van het huwelijk als zodanig. De twee mensen, man en vrouw, die door de band van het huwelijk zijn samengevoegd, kunnen zich nooit van die band ontdoen. Het is een band die God om hen beiden heen gelegd heeft en die nooit verbroken mag worden. Denk daar ook eens aan, als je over trouwen nadenkt.

Mocht het toch gebeurd zijn dat er echtscheiding heeft plaatsgevonden, dan is de opdracht ook duidelijk: ongetrouwd blijven of zich met elkaar verzoenen.

1Ko 7:12-13. “De overigen.” Wie zouden dat zijn? Uit het vervolg kun je opmaken dat het hier gaat om gemengde huwelijken, dat zijn huwelijken waarin een van de partners tot geloof gekomen is en de ander nog ongelovig is. Het gaat hier wel om iemand die tot geloof gekomen is nadat zij getrouwd zijn. Het gaat niet om iemand die de Heer Jezus kent en met een ongelovige gaat trouwen. Dat is duidelijk in strijd met de Bijbel (2Ko 6:14). Daar kan geen zegen op rusten.

Je kunt je voorstellen dat in zo’n heidense stad als Korinthe, waar het evangelie aangenomen is, in veel gezinnen door het geloof een scheiding gekomen is tussen de gelovige en de ongelovige familieleden. Hoe moet men daar nu mee omgaan? Hier spreekt Paulus als apostel, zonder zich te beroepen op een uitspraak van de Heer Jezus Zelf. Daarom zegt hij: “Zeg ik, niet de Heer.” Dit betekent natuurlijk niet dat je wat Paulus hier zegt, aan je laars kunt lappen. Hij is nog altijd apostel, die gezag van God heeft gekregen om in allerlei situaties te vertellen hoe er gehandeld moet worden. In de gevallen van de gemengde huwelijken moet degene die tot geloof is gekomen nooit het initiatief tot scheiding nemen.

Als je Ezra 10 en Nehemia 13 over gemengde huwelijken leest, zou je de gedachte kunnen krijgen dat in die gevallen de ongelovige moet worden weggestuurd (Ea 10:1-4; 10-16; Ne 13:23-27). In die gedeelten gaat het om huwelijken tussen leden van Gods aardse volk en heidenen. Die huwelijken zijn door God bij wet verboden. Ondanks dat hebben de Israëlieten zich verbonden met de heidenvolken om hen heen. Daardoor hebben ze zich verontreinigd en schuldig gemaakt aan de overtreding van de wet (Dt 7:1-6). De enige manier om zich van die zonde te ontdoen is belijdenis en het wegsturen van de vreemde vrouwen en de kinderen die uit hen geboren zijn. Zo heeft God het bepaald voor de tijd dat Zijn volk onder de wet staat.

1Ko 7:14. In de tijd waarin wij leven, zijn wij niet onder de wet, maar onder de genade (Rm 6:14b). Als nu in een ongelovig gezin een van de ouders tot bekering en geloof komt, heeft dat een uitwerking op het hele gezin. De ongelovige man of vrouw is door de gelovige geheiligd. Dit geheiligd zijn heeft niets te maken met hun verhouding tot God. Daaraan is voor de ongelovige niets veranderd. Zonder bekering blijft hij verloren. Het heeft te maken met zijn plaats in deze wereld. Door de verbinding met de gelovige is de ongelovige nu op een aparte plaats in de wereld terechtgekomen. De ongelovige is onder de directe invloed van het christendom gekomen.

Vóór de bekering van de man of de vrouw is dat hele gezin in de duisternis van het heidendom. Nu is er door de bekering van de man of de vrouw licht gekomen in het gezin. Of de ongelovige het wil of niet, hij of zij komt daar nu dagelijks mee in aanraking. En de hele omgeving weet het: in dat gezin is de invloed van het christelijk geloof aanwezig. Of de ongelovige het nu prettig vindt of niet: hij of zij is vanaf het moment van de bekering van zijn of haar partner verbonden aan iemand die niet meer meegaat in de heidense leefwijze. Hetzelfde geldt voor de kinderen.

Je ziet hoe er door het evangelie een zegen binnenkomt in de gezinnen. Niet alleen voor de bekeerde zelf, maar ook voor zijn of haar huisgenoten.

Lees nog eens 1 Korinthiërs 7:8-14.

Verwerking: Welke redenen kun je aanvoeren om niet aan een verbinding met een ongelovige te beginnen?

God heeft ons geroepen in vrede

1Ko 7:15. Wanneer in een huwelijk een van beiden tot bekering komt, ontstaat er op hetzelfde moment een enorme kloof tussen man en vrouw. De gelovige wil vanaf dat moment rekening houden met de wil van God, terwijl de ongelovige daar geen rekening mee houdt. Dat zal spanningen in het huwelijk teweegbrengen. Die kunnen zo hoog oplopen, dat de ongelovige wil scheiden. In zulke gevallen hoeft de gelovige niet uit alle macht te proberen om de ongelovige partner bij zich te houden.

De gelovige zal in zulke situaties vaak denken dat hij/zij gefaald heeft in zijn/haar getuigenis. Wie kan zeggen dat hij/zij altijd volmaakt geweest is in zijn/haar getuigenis? Ik zeg dit niet om onze verantwoordelijkheid kleiner te maken. Als er fouten zijn gemaakt, moeten die beleden worden, ook als de fouten gemaakt zijn tegenover de ongelovige. Als ondanks een oprechte belijdenis van de verkeerde dingen de ongelovige toch wil scheiden, laat hij scheiden. Het enige wat de gelovige overblijft, is aanhoudend voor de ongelovige te bidden.

Hoe moet de gelovige nu verder leven? Paulus zegt hier dat de broeder of zuster vrij is. Zou dat kunnen betekenen dat een ander huwelijk mogelijk is? In dat geval is de weg van hereniging wel afgesloten, indien de ongelovige alsnog behouden zou worden. Daarom staat er nog iets: “God heeft ons geroepen in vrede.” Door de bekering van een van de gezinsleden kan deze vrede uit het gezin weg zijn. Zo spreekt de Heer Jezus daarover als Hij zegt dat Hij niet gekomen is om vrede te brengen, maar verdeeldheid (Lk 12:51-53).

1Ko 7:16. Wanneer in een gezin een van de gezinsleden de Heer Jezus aanneemt, is er verdeeldheid ontstaan tussen de gelovige en de andere, ongelovige leden. Zoals ik aan het begin van dit stukje heb gezegd, kan dit in bepaalde situaties spanningen veroorzaken, waarbij het in de verhouding tussen man en vrouw zover kan komen, dat de ongelovige wil scheiden. Laat hij dan scheiden, want God heeft ons geroepen in vrede. De gelovige hoeft niet zijn/haar best te doen de ander ten koste van de vrede vast te houden. Er is immers niet met zekerheid te zeggen of hij of zij tot bekering zal komen.

1Ko 7:17. Ik denk dat er in dit vers rust te vinden is voor iedereen die door zijn bekering in zulke omstandigheden is terechtgekomen. Dit vers maakt het je gemakkelijker om je in de situatie te schikken en niet in opstand te komen. Je vindt daar twee redenen voor. De eerste reden heeft te maken met de omstandigheden van je leven. De situatie waarin jij je bevindt, is voor God geen verrassing. Toen jij de Heer Jezus aannam, wist Hij van de situatie waarin jij verkeerde. Wat Hij nu graag wil, is dat jij in jouw eigen omgeving de verandering laat zien die Hij in je leven heeft bewerkt.

De tweede reden heeft te maken met jou persoonlijk. God heeft je geroepen zoals jij bent. Wat dat wil zeggen, wordt toegelicht in de volgende verzen. Voordat die toelichting komt, staat er eerst nog iets belangrijks: “En zo verorden ik in alle gemeenten.” Alles wat Paulus hier te zeggen heeft over het huwelijk, kan niet iedereen naar eigen believen gaan toepassen. Het is ook niet tijdgebonden. Het geldt niet alleen voor de Korinthiërs, maar voor alle gemeenten en voor alle tijden. Het is goed dat te bedenken, juist in onze tijd, waarin de huwelijksmoraal steeds verder wegzakt en waarin echtscheiding volledig geaccepteerd wordt.

1Ko 7:18-19. Maar nu de vraag hoe iemand geroepen kan worden. Dat wil zeggen: hoe staat het er met iemand persoonlijk voor op het moment dat hij door God geroepen wordt om het evangelie aan te nemen? Iemand kan besneden zijn of onbesneden; hij kan ook als slaaf geroepen zijn of als een vrije, dat wil zeggen niet als slaaf.

Maakt het voor God enig verschil of iemand besneden of onbesneden is? Vroeger wel. Toen was de besnijdenis het uiterlijke teken van het verbond dat God met Zijn volk gesloten had. Maar sinds de kruisdood van de Heer Jezus heeft een uiterlijk teken geen extra waarde voor God. Het ontbreken van zo’n uiterlijk kenmerk maakt iemand ook niet minder voor God. De uiterlijke dingen hebben – als basis van de verhouding tot God – hun betekenis verloren. De uiterlijke dingen bepalen niet meer de verhouding tot God.

Waar het nu om gaat, is de “onderhouding van Gods geboden”. Het komt aan op de gezindheid van je hart. Je liefde tot God zal blijken uit gehoorzaamheid aan wat God heeft gezegd. Dan wil je graag je hele leven inrichten naar Zijn wil. En als God ook over uiterlijke dingen Zijn geboden geeft, zul je ook daaraan uit liefde tot Hem graag willen voldoen.

Misschien kan de ‘besnedene’ en de ‘onbesnedene’ naar ons toe het best op de volgende manier worden vergeleken en toegepast. De besnedene is iemand die uiterlijk tot Israël, het aardse volk van God, behoort. Om echt bij God te kunnen horen moet hij zich wel bekeren. Zo kun jij misschien in een christelijk gezin opgevoed zijn. Om echt bij God te kunnen horen heb jij je wel moeten bekeren. De roepstem van God is tot je gekomen en jij hebt je bekeerd. In die zin ben jij als een besnedene geroepen.

De onbesnedene hoort niet tot het aardse volk van God. Toch kan hij door bekering bij God gaan horen. Zo ben jij misschien iemand die niet met de Bijbel is opgevoed. Maar de roepstem van God is tot je gekomen, jij hebt je bekeerd en nu hoor jij ook bij God. In die zin ben jij als een onbesnedene geroepen.

1Ko 7:20. Het is niet Gods bedoeling dat je gaat proberen daar verandering in aan te brengen. Ik hoor wel eens dat het een nadeel zou zijn wanneer je in een christelijk gezin bent opgevoed. Je zou dan niet zo goed weten wat de wereld en de zonde zijn. Eigenlijk zou je eens, zo wordt er dan gezegd, een poosje in de zonde moeten leven en je christelijke opvoeding even vergeten. Maar zo ligt het niet. Paulus is bijvoorbeeld zelf een man die een uitermate godsdienstige opvoeding heeft gehad. Hij heeft niet wat je noemt ‘in de wereld’ geleefd. Toch noemt hij zich, als hij tot bekering is gekomen, op een gegeven moment “de voornaamste” van alle zondaars (1Tm 1:15).

Zo wordt ook bij jou het zondebesef steeds groter als je met God je weg gaat. Het is dan niet meer belangrijk vanuit welke achtergrond je tot bekering bent gekomen. In je omgang met Hem zal Hij je laten zien Wie Hij is én wie jij bent. Het komt er maar op aan of jij bereid bent Gods geboden te onderhouden. Het gaat niet om je afkomst, maar om je instelling, je gehoorzaamheid aan God.

Lees nog eens 1 Korinthiërs 7:15-20.

Verwerking: Wat vind jij de voordelen van een christelijke opvoeding of van een niet-christelijke opvoeding? En wat zijn volgens jou de nadelen ervan?

Copyright information for DutKingComments