1 Kings 12:8-16

Het advies van de jonge mannen

Rehabeam voelt er niets voor zich naar de raad van de oudsten te voegen en zich als dienaar op te stellen. Hij verwerpt hun raad. In plaats van bij de HEERE te rade te gaan wendt hij zich tot zijn leeftijdgenoten en pleegt overleg met hen. Deze jonge mannen staan in zijn dienst. Evenmin als hij zoeken zij het welzijn van het volk. Ze denken alleen aan hun eigen positie, terwijl ze beseffen dat ook Rehabeam alleen daarop uit is. De jonge mannen geven hem de raad zich hard op te stellen. Hij moet zijn macht goed laten voelen, zodat iedereen weet wie de baas is.

Ze adviseren hem nog een schepje op het juk te doen dat Salomo het volk heeft opgelegd en waarover ze zich beklagen. Met het gezegde “mijn pink is dikker dan het middel van mijn vader”, bedoelen de jonge mannen dat Rehabeam het volk moet vertellen dat zijn macht veel groter is dan die van zijn vader.

Hun advies is typisch dat van de jeugd. Ze geven hem de raad nog harder dan Salomo op te treden. Dat hoort bij de jeugd. Die wil zichzelf bewijzen. Het hoort niet bij de christen; die moet leren zichzelf te verliezen en wordt opgeroepen om de begeerten van de jeugd te ontvluchten (2Tm 2:22).

Het harde antwoord

Rehabeam luistert naar de raad van de jongemannen en deelt die aan het volk mee. Hij geeft het volk gelijk in hun onterechte bewering dat zijn vader hun een zwaar juk had opgelegd. Hij eert daarmee zijn vader niet. Ook heeft hij geen boodschap aan wat zijn vader in zijn wijsheid heeft gezegd en gedraagt zich als een dwaas (Sp 15:1; Sp 16:18). Salomo heeft erover gesproken dat het mogelijk is dat hij de resultaten van al zijn gezwoeg zou moeten overlaten aan een dwaze zoon (Pr 2:18-19). Dat is wat hier gebeurt.

Rehabeam toont geen enkel respect voor zijn vader. Wat zijn vader heeft gedaan, schildert hij af als onbeduidend. Daartegenover stelt hij zijn eigen grootheid. Uit zijn hele houding blijkt tevens hoezeer hij het volk minacht.

De ommekeer is van de HEERE

Dat hij het harde antwoord geeft, “kwam … van de HEERE”. Kon Rehabeam dus niet anders? Dat kon hij wel. Dit is het raadsel dat zo vaak in de Schrift te vinden is. Kijk bijvoorbeeld naar de farao, of naar Judas, of naar Israël. Neem Israël. Móest dit volk de Heer Jezus overleveren? Nee! Toch deden ze het en wel omdat zij Hem niet wilden. Toch staat er ook dat het volk Hem heeft overgeleverd “naar de bepaalde raad en voorkennis van God” (Hd 2:23).

Zet God dan toch aan tot zonde? Nee, dat doet Hij nooit, Hij is nooit de bewerker van de zonde. Wat dan? Hij weet volmaakt wie de mens is. Hij weet het handelen van de mens, waarvoor deze zelf ten volle verantwoordelijk is, in Zijn plannen in te passen. Zo wordt de mens in zijn eigenzinnige handelen een medewerker aan de uitvoering van Gods plannen. We zien hier we de vervlechting van Gods raad en de verantwoordelijkheid van de mens, een vervlechting die door ons niet te begrijpen is. We zien het ook bij de bekering van de mens en de uitverkiezing van God.

Zo is Rehabeam hier schuldig aan een dwaze reactie, met de opstand van het volk tot gevolg. Anderzijds gebeurt deze ommekeer van de HEERE, omdat Hij dit naar aanleiding van het gedrag van Salomo heeft gezegd.

De scheuring is een feit

De gespierde taal van Rehabeam heeft een verwoestende uitwerking. Het harde antwoord geeft de ontevredenen het excuus dat ze zochten om zich aan het gezag van Rehabeam te onttrekken. In 1Kn 12:16 wordt de tweedeling hardop uitgesproken en uitgevoerd. Het is dan het jaar 931 v.Chr. Heel Israël keert zich tegen het huis van David, waaraan niemand trouw blijft dan alleen de stam van Juda (1Kn 12:20).

Het noemen van de naam van “David” toont aan dat de haat dieper zit dan alleen tegen de regering van Salomo. Het is de uiting van een diepgewortelde jaloersheid bij de stam Efraïm op Juda, de stam van David. Efraïm heeft zich altijd de belangrijkste gevoeld, maar heeft die plaats niet van God gekregen. Daar legt de stam zich niet bij neer en grijpt nu zijn kans om de voornaamste te worden. Jerobeam wordt koning over heel Israël, met uitzondering van het kleine deel dat tot de stam Juda behoort. Toch oefent Jerobeam ook daar zijn koningschap uit, want hij is ook koning over de Israëlieten die in Juda wonen.

Rehabeam lijkt blind te zijn voor de situatie. Alsof er niets is gebeurd, stuurt hij de belastinginner Adoram naar Israël om geld voor hem te innen. Dat is olie op het vuur. Deze Adoram herinnert als geen ander aan het zware juk van Salomo en dat hebben ze juist met kracht van zich geworpen. Adoram wordt door heel Israël gestenigd. Door met de moed der wanhoop te vluchten ontsnapt Rehabeam zelf ternauwernood aan de dood.

Copyright information for DutKingComments