1 Kings 2:13-46

Salomo handelt met Adonia

Na het aantreden van Salomo als koning is nog niet alle tegenstand volledig uitgebannen. Er is nog iemand die het door God aan Salomo gegeven gezag aan zichzelf wil trekken. Voor een dergelijk gevaar moeten we steeds waakzaam zijn, zowel bij onszelf als bij anderen. Salomo’s broer Adonia wil nog een greep naar de macht doen. Hij wil dat doen door langs een omweg Abisag tot vrouw te nemen.

Hij kleedt zijn machtsgreep op listige wijze in. Hij doet het voorkomen alsof hij een klein verzoek heeft, dat echter zeer ingrijpend is. Hij gebruikt daarvoor Bathseba. Zij is wantrouwend en vraagt of zijn komst vrede is. Hij spreekt echter heel overtuigend, zelfs met gebruikmaking van de naam van de HEERE. De gevoelens van Bathseba worden gerustgesteld. Zij ziet achter het verzoek niets bijzonders en zegt hem toe naar de koning te gaan.

Salomo behandelt zijn moeder met de nodige eer. Hij geeft haar gelegenheid haar “klein verzoek” te doen en zegt haar toe haar niet af te wijzen. Bathseba doet haar verzoek. Salomo doorziet echter wat erachter steekt (vgl. 2Sm 3:7; 2Sm 16:21). Naar oosterse gewoonte was het huwelijk met de vrouw of bijvrouw van een overleden koning tegelijk een claim op de troon. Hij weet ook dat Abjathar en Joab erbij betrokken zijn.

Salomo handelt in gerechtigheid ten oordeel met Adonia vanwege zijn kwaadaardige opzet. Hij zendt Benaja om het vonnis te voltrekken. Benaja is de man die eerst overwinningen in het verborgene behaalde ten gunste van Gods volk. Nu deelt hij in de openlijke regering van Salomo en is hij een handhaver van het recht van God.

Benaja is een bijzondere man. Zijn naam betekent ‘door de HEERE opgebouwd’ of ‘de HEERE heeft inzicht, is wijs’. Verschillende personen dragen die naam; maar de man die zo nauw aan David is verbonden, komt voor in 2 Samuel 8; 20; 23; 1 Koningen 1; 2; 4. [Zie het artikel over Benaja.]

Salomo handelt met Abjathar

Salomo vergeet niet wat Abjathar aan goeds heeft gedaan. Daarom doodt hij hem niet, maar verbant hem. Hij zet hem uit het priesterschap. Daarmee vervult hij het woord van de HEERE, dat Hij meer dan tachtig jaar geleden tot Eli, de priester uit de lijn van Ithamar, gesproken heeft (1Sm 2:30-35; 1Sm 3:12). Vanwege zijn ontrouw wordt het priesterschap van hem weggenomen. In zijn plaats wordt Zadok uit de lijn van Eleazar gesteld (1Kn 2:35). Dat het allemaal zo lang heeft geduurd, laat het geduld van God zien.

Salomo handelt met Joab

Joab ziet dat hij geoordeeld zal worden en vlucht naar de tent van de HEERE. Daar neemt hij zijn toevlucht tot de horens van het altaar, zoals eerder Adonia deed (1Kn 1:50; vgl. Ex 21:13-14). Joab had niet het recht de horens te grijpen, want hij had niet per ongeluk iemand gedood. Of hij zich dat nog bewust is geweest, gezien de lange tijd die er verlopen is, is onduidelijk. Hij kan ook gevlucht zijn omdat hij Adonia heeft bijgestaan in zijn opstand en daarom voor straf vreesde.

Salomo weet dat het altaar als toevlucht niet bedoeld is voor moordenaars. Daarom laat hij Joab door Benaja doden. Zo wordt de goddeloze van de koning weggedaan en wordt zijn troon door gerechtigheid bevestigd (Sp 25:5). Als een troon door gerechtigheid wordt bevestigd, zal er eeuwige vrede zijn. In 1Kn 2:33 wijst Salomo daarop.

Een nieuwe generaal en een nieuwe priester

Benaja wordt nu openlijk als legeraanvoerder aangesteld in de plaats van Joab, die zich deze functie onwaardig heeft gedragen. De priester Zadok komt in de plaats van Abjathar (1Sm 2:35).

Salomo handelt met Simeï

Simeï krijgt de kans zijn beterschap te bewijzen door in Jeruzalem te komen wonen, in de nabijheid van Salomo. Hij krijgt aangegeven waar de grenzen van zijn bewegingsvrijheid liggen. Jeruzalem wordt zijn gevangenis. Hij stemt in met de voorwaarden. De taal die hij gebruikt, doet denken aan de instemming van het volk Israël met de voorwaarden voor het verkrijgen van de zegen van God (Ex 19:8). Het zal Simeï gaan als Israël, want evenmin als Israël houdt hij zich aan zijn belofte.

Simeï roept het oordeel over zichzelf af door de gedane toezegging niet na te komen. Hierin zien we de mens die zichzelf niet kent. Het kan lang duren, maar dan wordt openbaar wat er in zijn hart is. Simeï houdt zich aan de voorwaarden, totdat er twee slaven weglopen wat hem een persoonlijk verlies oplevert. Dat kan hij niet laten gaan. Daarvoor overschrijdt hij de grenzen die hem gesteld zijn en verbreekt hij de eed die hij daarover heeft afgelegd. Zijn weggelopen slaven zijn belangrijker dan zijn belofte aan Salomo om gehoorzaam te zijn.

Salomo hoort het en laat hem voor zich brengen. Hij herinnert hem aan de afspraak. Hij herinnert hem ook aan wat hij zijn vader David heeft aangedaan en dat hij dat bewust heeft gedaan. Salomo geeft Benaja bevel hem te doden. Het oordeel wordt snel voltrokken, zoals past voor een koning die in gerechtigheid regeert.

In wat Simeï doet, zien we het beginsel dat een mens wel de hele wereld kan winnen, maar zijn ziel daarbij kan inboeten (Mt 16:26). Wat heeft Simeï eraan dat hij zijn slaven terug heeft, terwijl het hem zijn leven kost? Mensen kunnen toegeven dat ze zondaars zijn, zonder er de juiste consequenties aan te verbinden. Tegenover dit ontrouwe gedrag staat de troon van David voor eeuwig.

Salomo wordt in het koningschap bevestigd als hij alle ergernissen uit zijn rijk heeft weggedaan (vlg. Mt 13:41-43). Zo zal de christen de vrede van God kennen en genieten als hij alles uit zijn leven verwijdert wat verhindert dat zijn leven door de Heer Jezus als de Vredevorst wordt geregeerd.

Copyright information for DutKingComments