1 Peter 2:18

De voetstappen van Christus navolgen

1Pt 2:18. Nadat Petrus de gezagsverhouding van jou als ingezetene van je woonland ten opzichte van de overheid heeft getoond, brengt hij nu een andere gezagsverhouding voor je aandacht. Hij gaat het hebben over de gezagsverhouding tussen “huisknechten” en “meesters”. Evenals de overheid als gezagsorgaan is ook de gezagsverhouding tussen ‘huisknechten’ en ‘meesters’ een gevolg van de zonde.

Er is ook een verschil. De overheid is door God als rechterlijke macht ingesteld (Gn 9:1-6). Met de verhouding huisknecht-meester ligt dat anders. Het is nooit Gods bedoeling geweest dat de ene mens de slaaf van de andere mens zou zijn. God neemt echter de gevolgen van de zonde niet weg, maar geeft aanwijzingen hoe mensen die hun zonde erkennen te midden van die gevolgen tot Zijn eer kunnen leven. Wat de slavernij betreft, geeft God de slaaf de ruimte om vrij te worden als hij daartoe de mogelijkheid heeft (1Ko 7:22). Voor de slaaf die deze mogelijkheid niet heeft, heeft God iets anders. Die slaaf krijgt een bijzondere gelegenheid om juist in zijn werk als slaaf te laten zien wat het is om christen te zijn.

Hoewel Petrus over ‘huisknechten’ spreekt en niet over slaven, is de positie van huisknechten gelijk aan die van slaven. Dat blijkt wel uit het woord ‘meesters’ dat letterlijk ‘despoot’ betekent, wat inhoudt dat zo iemand onbeperkt gezag bezit en de absolute heerser over zijn huis is. Een huisknecht behoort tot de huishouding en is daardoor veel meer in contact met zijn meester dan andere slaven. Dat maakt het gevaar om in opstand te komen of te manipuleren alleen maar des te groter. Daarom vermaant Petrus hen hier om hun meesters in alle ontzag onderdanig te zijn.

Om uitvluchten te voorkomen voegt hij eraan toe dat dit niet alleen geldt voor “de goede en inschikkelijke” meesters, maar ook voor “de verkeerde”. Het is niet zo moeilijk om aan een goede en inschikkelijke meester onderdanig te zijn. Om aan een verkeerde meester onderdanig te zijn is heel wat moeilijker. Voor zulke meesters zijn slaven niet meer dan levende werktuigen, waarover ze naar willekeur kunnen beschikken en waarmee ze kunnen doen wat ze willen. Juist als huisknechten een ‘verkeerde’ meester hebben, bevinden zij zich in een positie waarin zij bij uitstek in de gelegenheid zijn om ‘de leer van God, onze Heiland, te versieren’ (Tt 2:10).

Je kunt wat hier van huisknechten en meesters wordt gezegd, toepassen op wat wij vandaag ‘werknemers’ en ‘werkgevers’ noemen, hoewel de vergelijking niet helemaal opgaat. Zoals gezegd, was in de tijd van Petrus een meester iemand die het volstrekte gezag over zijn knecht had. Hij kon ermee doen wat hij wilde, zonder dat de knecht ook maar enige inspraak of mogelijkheid tot verweer had. Vandaag zijn er talrijke mogelijkheden voor een werknemer om zich te verweren tegen bepaalde arbeidsomstandigheden. Hij heeft zelfs het recht van staking. Dat was er in die tijd niet bij.

De omstandigheden mogen dan veranderd zijn, de beginselen die de Schrift hier naar voren brengt, zijn in hun volle kracht ook vandaag geldig. Zo zal de gelovige werknemer zijn recht om te staken niet gebruiken. Hij wordt niet opgeroepen om te staken, maar om te werken. Het loon dat hij krijgt, moet niet uit de stakingskas komen, maar moet hij verdienen door ervoor te werken (2Th 3:10). Petrus spreekt ook niet over de rechten van de huisknecht, maar over zijn plichten en vooral over zijn houding ten opzichte van zijn meester.

1Pt 2:19. In een verhouding waarin jij de ondergeschikte plaats inneemt, terwijl je meerdere een ‘verkeerde’ is en jou onrecht wordt aangedaan, kun je verschillende houdingen aannemen. Je kunt ertegen in opstand komen of je kunt het verdragen. Je leest hier wat God van je verwacht. Het onrecht dat je wordt aangedaan, maakt bedroefd, zo staat het hier. Onrecht dat je wordt aangedaan, moet je niet opstandig maken. De houding die je als christen siert, is het verdragen van het onrecht dat je wordt aangedaan.

Je verdraagt het “ter wille van [het] geweten voor God”, dat wil zeggen omdat je weet wat God van je verwacht. Als je anders zou reageren, zou je wel voor je recht opkomen, maar tegelijk tegen je geweten ingaan. “Droeve dingen” verdragen is in de ogen van de wereld dwaasheid, maar Gods Woord noemt het “genade” als je “onrechtvaardig lijdt”. Je treedt daarmee in de voetsporen van de Heer Jezus Die dit op volmaakte wijze heeft ervaren.

Is het geen grote genade om op Hem te lijken? ‘Droeve dingen’ verdragen is een bewijs dat Gods genade in je aan het werk is. Het geeft je de gelegenheid om de deugden van God zoals die in Christus zichtbaar werden te verkondigen.

1Pt 2:20. Als de huisknecht in opstand zou komen, zou hij ook met lijden te maken krijgen en wel vanwege de slagen die zijn meester hem zou toedienen. Die slagen zou hij verdienen, want opstand is zonde. Ook onder dat lijden kan iemand volharden in zijn houding van opstandigheid en er zelfs opstandiger door worden dan ooit. Dat geeft geen roem bij God. Een dergelijke houding doet het misschien goed bij mensen die ook alleen aan hun eigen rechten denken en hun gelijk willen halen, mensen die vinden dat je voor jezelf moet opkomen.

Een dergelijke houding is echter ver verwijderd van de genade die er bij God is voor ieder die beseft dat hij volledig van God afhankelijk is, zonder enig recht ergens op. Het is Gods vreugde Zich met jou te verbinden als je op deze wijze lijdt omdat het Hem doet denken aan het lijden dat Zijn Zoon heeft verdragen. Als jij een slechte werkgever hebt, is dat Gods oefenschool om je steeds meer te laten lijken op de Heer Jezus. Dat wil je toch graag? Dat doel staat God voor ogen als Hij je in een situatie brengt waar je lijdt ter wille van je geweten.

1Pt 2:21. Dit lijden is een onlosmakelijk deel van je normale leven als christen. Je neemt het lijden niet op de koop toe, als een onvermijdelijke en zeer onplezierige bijkomstigheid die je het liefst zou ontwijken. Ik hoorde van een toegewijd christen die eens onrecht werd gedaan, waartegen hij in opstand kwam. Hij kwam tot belijdenis van deze verkeerde reactie door de vraag van een oude zuster: ‘Is dat alles wat je hebt geleerd van Golgotha?’ In Gods Woord komt de vraag tot ons: “Waarom lijdt u niet liever onrecht” (1Ko 6:7)? Het verdragen van onrecht zit jou en mij niet in het bloed. Dat moeten we leren. De vraag is of ik dat wil en of jij dat wilt.

Lijden hoort bij je roeping als christen. Om te weten wat verdragen en lijden betekenen en hoe je dat kunt leren, wordt je oog gericht op Christus. Alleen als lijden en verdragen met Hem in verbinding staan, is het waardevol en maakt het je hart gelukkig, hoe groot je lijden ook is. Christus heeft geleden omdat Hij in geen enkel opzicht toegaf aan het kwaad dat in de wereld is en niets anders wilde dan de weg van God gaan. De wijze waarop Hij door de wereld is gegaan, is ons tot voorbeeld. Hij zondigde niet in daden en in woorden omdat Hij volledig in de wil van God was en alles legde in de hand van Zijn Zender, van Wie Hij wist dat Deze rechtvaardig oordeelde.

Als hier staat dat Christus voor ons heeft “geleden” als een “voorbeeld” om na te volgen, kan dat natuurlijk onmogelijk slaan op Zijn verzoenend en plaatsvervangend lijden. Het is uitgesloten om dat na te volgen. Over het verzoenend en plaatsvervangend lijden van Christus lezen we in 1Pt 2:24. Het lijden waarin Hij voor jou een voorbeeld is om na te volgen, slaat op Zijn hele leven vóór het kruis. Dat hele leven was ‘lijden’.

Hij leefde in een zondige atmosfeer op een onreine aarde. Hij werd verzocht door de satan. Hij werd gehaat door de mensen als antwoord op Zijn liefde voor hen. Tegelijk is Hij in dit lijden geweest, “opdat Hij een barmhartig en trouw Hogepriester” voor jou zou kunnen zijn (Hb 2:17; Hb 4:15). Hij kent namelijk alle beproevingen uit eigen ervaring. In Zijn hele weg op aarde heb je een voorbeeld dat je kunt navolgen. Als je dat doet, beantwoord je aan je roeping. Dit is Gods plan met jouw leven.

Om te weten hoe je het voorbeeld van Christus kunt navolgen, kun je niet beter doen dan veel in de evangeliën lezen. Daar zie je hoe de Heer Jezus heeft gereageerd op alle lijden dat Hem in welke vorm dan ook is aangedaan. Het woord voor ‘voorbeeld’ werd gebruikt voor schrijfvoorbeelden die kinderen moesten naschrijven om schrijven te leren of ook voor tekeningen waarvan ze de lijnen moesten overtrekken. Zo mag je naar de Heer kijken als voorbeeld om te leren hoe je Hem kunt navolgen.

Volg niet op een afstand, zoals Petrus eens deed en toen tot verloochening van zijn Heer kwam (Lk 22:54). Je kunt alleen het voorbeeld van Christus volgen door dicht achter Hem aan te gaan. Dan kun je Zijn voetstappen drukken. Je ziet als het ware de afdruk van Zijn voetstap in het zand en jij zet jouw voet daarin. Hoe meer je achteropraakt, des te meer vervaagt de afdruk van Zijn voetstap. Als je dicht achter Hem aangaat, is Zijn voorbeeld goed te zien en ga je met zekere stap in de goede richting naar het doel.

Lees nog eens 1 Petrus 2:18-21.

Verwerking: Hoe kun jij de voetstappen van Christus navolgen in jouw situatie?

Copyright information for DutKingComments