1 Peter 2:21-23

De voetstappen van Christus navolgen

1Pt 2:18. Nadat Petrus de gezagsverhouding van jou als ingezetene van je woonland ten opzichte van de overheid heeft getoond, brengt hij nu een andere gezagsverhouding voor je aandacht. Hij gaat het hebben over de gezagsverhouding tussen “huisknechten” en “meesters”. Evenals de overheid als gezagsorgaan is ook de gezagsverhouding tussen ‘huisknechten’ en ‘meesters’ een gevolg van de zonde.

Er is ook een verschil. De overheid is door God als rechterlijke macht ingesteld (Gn 9:1-6). Met de verhouding huisknecht-meester ligt dat anders. Het is nooit Gods bedoeling geweest dat de ene mens de slaaf van de andere mens zou zijn. God neemt echter de gevolgen van de zonde niet weg, maar geeft aanwijzingen hoe mensen die hun zonde erkennen te midden van die gevolgen tot Zijn eer kunnen leven. Wat de slavernij betreft, geeft God de slaaf de ruimte om vrij te worden als hij daartoe de mogelijkheid heeft (1Ko 7:22). Voor de slaaf die deze mogelijkheid niet heeft, heeft God iets anders. Die slaaf krijgt een bijzondere gelegenheid om juist in zijn werk als slaaf te laten zien wat het is om christen te zijn.

Hoewel Petrus over ‘huisknechten’ spreekt en niet over slaven, is de positie van huisknechten gelijk aan die van slaven. Dat blijkt wel uit het woord ‘meesters’ dat letterlijk ‘despoot’ betekent, wat inhoudt dat zo iemand onbeperkt gezag bezit en de absolute heerser over zijn huis is. Een huisknecht behoort tot de huishouding en is daardoor veel meer in contact met zijn meester dan andere slaven. Dat maakt het gevaar om in opstand te komen of te manipuleren alleen maar des te groter. Daarom vermaant Petrus hen hier om hun meesters in alle ontzag onderdanig te zijn.

Om uitvluchten te voorkomen voegt hij eraan toe dat dit niet alleen geldt voor “de goede en inschikkelijke” meesters, maar ook voor “de verkeerde”. Het is niet zo moeilijk om aan een goede en inschikkelijke meester onderdanig te zijn. Om aan een verkeerde meester onderdanig te zijn is heel wat moeilijker. Voor zulke meesters zijn slaven niet meer dan levende werktuigen, waarover ze naar willekeur kunnen beschikken en waarmee ze kunnen doen wat ze willen. Juist als huisknechten een ‘verkeerde’ meester hebben, bevinden zij zich in een positie waarin zij bij uitstek in de gelegenheid zijn om ‘de leer van God, onze Heiland, te versieren’ (Tt 2:10).

Je kunt wat hier van huisknechten en meesters wordt gezegd, toepassen op wat wij vandaag ‘werknemers’ en ‘werkgevers’ noemen, hoewel de vergelijking niet helemaal opgaat. Zoals gezegd, was in de tijd van Petrus een meester iemand die het volstrekte gezag over zijn knecht had. Hij kon ermee doen wat hij wilde, zonder dat de knecht ook maar enige inspraak of mogelijkheid tot verweer had. Vandaag zijn er talrijke mogelijkheden voor een werknemer om zich te verweren tegen bepaalde arbeidsomstandigheden. Hij heeft zelfs het recht van staking. Dat was er in die tijd niet bij.

De omstandigheden mogen dan veranderd zijn, de beginselen die de Schrift hier naar voren brengt, zijn in hun volle kracht ook vandaag geldig. Zo zal de gelovige werknemer zijn recht om te staken niet gebruiken. Hij wordt niet opgeroepen om te staken, maar om te werken. Het loon dat hij krijgt, moet niet uit de stakingskas komen, maar moet hij verdienen door ervoor te werken (2Th 3:10). Petrus spreekt ook niet over de rechten van de huisknecht, maar over zijn plichten en vooral over zijn houding ten opzichte van zijn meester.

1Pt 2:19. In een verhouding waarin jij de ondergeschikte plaats inneemt, terwijl je meerdere een ‘verkeerde’ is en jou onrecht wordt aangedaan, kun je verschillende houdingen aannemen. Je kunt ertegen in opstand komen of je kunt het verdragen. Je leest hier wat God van je verwacht. Het onrecht dat je wordt aangedaan, maakt bedroefd, zo staat het hier. Onrecht dat je wordt aangedaan, moet je niet opstandig maken. De houding die je als christen siert, is het verdragen van het onrecht dat je wordt aangedaan.

Je verdraagt het “ter wille van [het] geweten voor God”, dat wil zeggen omdat je weet wat God van je verwacht. Als je anders zou reageren, zou je wel voor je recht opkomen, maar tegelijk tegen je geweten ingaan. “Droeve dingen” verdragen is in de ogen van de wereld dwaasheid, maar Gods Woord noemt het “genade” als je “onrechtvaardig lijdt”. Je treedt daarmee in de voetsporen van de Heer Jezus Die dit op volmaakte wijze heeft ervaren.

Is het geen grote genade om op Hem te lijken? ‘Droeve dingen’ verdragen is een bewijs dat Gods genade in je aan het werk is. Het geeft je de gelegenheid om de deugden van God zoals die in Christus zichtbaar werden te verkondigen.

1Pt 2:20. Als de huisknecht in opstand zou komen, zou hij ook met lijden te maken krijgen en wel vanwege de slagen die zijn meester hem zou toedienen. Die slagen zou hij verdienen, want opstand is zonde. Ook onder dat lijden kan iemand volharden in zijn houding van opstandigheid en er zelfs opstandiger door worden dan ooit. Dat geeft geen roem bij God. Een dergelijke houding doet het misschien goed bij mensen die ook alleen aan hun eigen rechten denken en hun gelijk willen halen, mensen die vinden dat je voor jezelf moet opkomen.

Een dergelijke houding is echter ver verwijderd van de genade die er bij God is voor ieder die beseft dat hij volledig van God afhankelijk is, zonder enig recht ergens op. Het is Gods vreugde Zich met jou te verbinden als je op deze wijze lijdt omdat het Hem doet denken aan het lijden dat Zijn Zoon heeft verdragen. Als jij een slechte werkgever hebt, is dat Gods oefenschool om je steeds meer te laten lijken op de Heer Jezus. Dat wil je toch graag? Dat doel staat God voor ogen als Hij je in een situatie brengt waar je lijdt ter wille van je geweten.

1Pt 2:21. Dit lijden is een onlosmakelijk deel van je normale leven als christen. Je neemt het lijden niet op de koop toe, als een onvermijdelijke en zeer onplezierige bijkomstigheid die je het liefst zou ontwijken. Ik hoorde van een toegewijd christen die eens onrecht werd gedaan, waartegen hij in opstand kwam. Hij kwam tot belijdenis van deze verkeerde reactie door de vraag van een oude zuster: ‘Is dat alles wat je hebt geleerd van Golgotha?’ In Gods Woord komt de vraag tot ons: “Waarom lijdt u niet liever onrecht” (1Ko 6:7)? Het verdragen van onrecht zit jou en mij niet in het bloed. Dat moeten we leren. De vraag is of ik dat wil en of jij dat wilt.

Lijden hoort bij je roeping als christen. Om te weten wat verdragen en lijden betekenen en hoe je dat kunt leren, wordt je oog gericht op Christus. Alleen als lijden en verdragen met Hem in verbinding staan, is het waardevol en maakt het je hart gelukkig, hoe groot je lijden ook is. Christus heeft geleden omdat Hij in geen enkel opzicht toegaf aan het kwaad dat in de wereld is en niets anders wilde dan de weg van God gaan. De wijze waarop Hij door de wereld is gegaan, is ons tot voorbeeld. Hij zondigde niet in daden en in woorden omdat Hij volledig in de wil van God was en alles legde in de hand van Zijn Zender, van Wie Hij wist dat Deze rechtvaardig oordeelde.

Als hier staat dat Christus voor ons heeft “geleden” als een “voorbeeld” om na te volgen, kan dat natuurlijk onmogelijk slaan op Zijn verzoenend en plaatsvervangend lijden. Het is uitgesloten om dat na te volgen. Over het verzoenend en plaatsvervangend lijden van Christus lezen we in 1Pt 2:24. Het lijden waarin Hij voor jou een voorbeeld is om na te volgen, slaat op Zijn hele leven vóór het kruis. Dat hele leven was ‘lijden’.

Hij leefde in een zondige atmosfeer op een onreine aarde. Hij werd verzocht door de satan. Hij werd gehaat door de mensen als antwoord op Zijn liefde voor hen. Tegelijk is Hij in dit lijden geweest, “opdat Hij een barmhartig en trouw Hogepriester” voor jou zou kunnen zijn (Hb 2:17; Hb 4:15). Hij kent namelijk alle beproevingen uit eigen ervaring. In Zijn hele weg op aarde heb je een voorbeeld dat je kunt navolgen. Als je dat doet, beantwoord je aan je roeping. Dit is Gods plan met jouw leven.

Om te weten hoe je het voorbeeld van Christus kunt navolgen, kun je niet beter doen dan veel in de evangeliën lezen. Daar zie je hoe de Heer Jezus heeft gereageerd op alle lijden dat Hem in welke vorm dan ook is aangedaan. Het woord voor ‘voorbeeld’ werd gebruikt voor schrijfvoorbeelden die kinderen moesten naschrijven om schrijven te leren of ook voor tekeningen waarvan ze de lijnen moesten overtrekken. Zo mag je naar de Heer kijken als voorbeeld om te leren hoe je Hem kunt navolgen.

Volg niet op een afstand, zoals Petrus eens deed en toen tot verloochening van zijn Heer kwam (Lk 22:54). Je kunt alleen het voorbeeld van Christus volgen door dicht achter Hem aan te gaan. Dan kun je Zijn voetstappen drukken. Je ziet als het ware de afdruk van Zijn voetstap in het zand en jij zet jouw voet daarin. Hoe meer je achteropraakt, des te meer vervaagt de afdruk van Zijn voetstap. Als je dicht achter Hem aangaat, is Zijn voorbeeld goed te zien en ga je met zekere stap in de goede richting naar het doel.

Lees nog eens 1 Petrus 2:18-21.

Verwerking: Hoe kun jij de voetstappen van Christus navolgen in jouw situatie?

Leven voor de gerechtigheid

1Pt 2:22. In het voorbeeld dat de Heer Jezus heeft nagelaten om na te volgen wijst Petrus op wat de Heer niet heeft gedaan en wat Hij wel heeft gedaan. Wat Hij niet heeft gedaan, staat in verbinding met Hemzelf en de mensen om Hem heen. Wat Hij wel heeft gedaan, staat in verbinding met Zijn Vader.

Zoals in het vorige stukje is gezegd, zie je het voorbeeld van de Heer op bijzondere wijze in de evangeliën. Die zijn in de dagen van Petrus niet of nog maar net in omloop. Wat wel bekend is bij zijn lezers, zijn de geschriften van het Oude Testament. Om te laten zien waarin het voorbeeld van de Heer bestaat, citeert Petrus uit Jesaja 53. In dat schitterende hoofdstuk schrijft Jesaja profetisch op uitvoerige en indrukwekkende wijze over de Heer Jezus. Lees dat hoofdstuk (nog) maar eens. Jesaja neemt je bij de hand en vertelt je over de geboorte, het leven, de dood, de opstanding en de heerlijkheid van de Heer Jezus op een manier dat je alles om je heen vergeet en alleen Hem ziet.

Het eerste citaat uit het boek Jesaja heeft betrekking op wat de Heer Jezus niet heeft gedaan. Hij heeft “geen zonde … gedaan” (Js 53:9; vgl. Jh 8:46; 2Ko 5:21; 1Jh 3:5). Hij heeft geen enkele zondige handeling verricht. Niets wat van Hem waarneembaar is geweest, is zondig geweest. De zonde is de wetteloosheid (1Jh 3:4). Hiermee wordt het wezen van de zonde aangegeven en dat is dat er geen rekening wordt gehouden met enig gezag. Dat betreft zowel het gezag van boven ons geplaatste mensen als het gezag van God. Bij de Heer Jezus was de volle erkenning van Gods gezag en ook van de door God gegeven gezagsinstanties. Hij was gekomen om Gods wil te doen en onderwierp Zich volkomen aan die wil (Hb 10:7).

Daarin is Hij een voorbeeld voor jou. Hij deed de zonde niet omdat Hij Zich volledig aan Gods wil onderwierp. Evenzo zul jij niet zondigen als jij je volledig aan Gods wil onderwerpt. Dat is ook mogelijk, want de Heer Jezus is jouw leven.

Het beste bewijs dat Hij de zonde niet heeft gedaan, blijkt uit een volgend citaat, waarin je leest dat Hij nooit een bedrieglijk woord heeft gesproken: “Geen bedrog werd in Zijn mond gevonden.” Zijn vijanden hebben vaak geprobeerd Hem op een verkeerd woord te vangen. Ze hebben daarnaar gezocht, zoals het door Petrus gebruikte woord “gevonden” veronderstelt. Hun pogingen zijn vruchteloos gebleken omdat Hij nooit iets zei dat onwaar was. Hij sprak alleen wat de Vader Hem zei dat Hij spreken moest (Jh 12:50).

Hoe staat dat met jou? Kan van jou ook gezegd worden dat je nooit op bedrog betrapt bent? Ik ken een gelovige die er eerlijk voor uitkomt hoe moeilijk hij het vindt om niet te liegen. Hij zegt dat liegen een tweede natuur voor hem was geworden. Nu hij zijn zonden heeft beleden en werkelijk met de Heer wil leven, ondervindt hij daar nog wel eens de gevolgen van en dan moet hij belijden dat hij toch weer in zijn oude patroon van liegen is teruggevallen. De Heer wil ook voor hem het Voorbeeld zijn. Als hij naar Hem kijkt en van Hem leert, zal hij ook hierin Zijn voetstappen kunnen navolgen.

1Pt 2:23. De wijze waarop Zijn vijanden Hem benaderden, heeft niets in de Heer naar boven gebracht wat met zonde en bedrog in verband kan worden gebracht. Hij heeft Zijn tegenstanders steeds op volmaakt rustige en overtuigende wijze geantwoord. Als reactie daarop namen zij hun toevlucht tot het uitschelden van Hem. Hij schold niet terug (Js 53:7). Toen zij Hem ten slotte in hun macht kregen, omdat het Gods tijd daarvoor was, en zij Hem op de vreselijkste wijze hebben laten lijden, heeft Hij niet gedreigd. In plaats van terug te schelden en te dreigen bad Hij: “Vader, vergeef hun” (Lk 23:34a).

Hij gaf alles over in de handen van Zijn Vader, Die Hij kende als de rechtvaardige God. Hij was Zich volmaakt bewust dat Zijn God eenmaal alles rechtvaardig zal oordelen. Als dit besef bij jou leeft, zul je ook in staat zijn het lijden te verdragen. De ongelovigen die je bespotten, het onbegrip waar je tegenaan loopt, het onrecht dat je wordt aangedaan, mag je allemaal overgeven aan God Die rechtvaardig oordeelt. Je mag jezelf helemaal in Gods hand leggen. Op Zijn tijd zal Hij de waarheid van alles wat jij voor Hem hebt gedaan en waarvoor jij hebt geleden aan het licht brengen. Geloof je dat?

1Pt 2:24. In dit vers wordt je blik gericht op het unieke lijden van de Heer dat Hij vanwege jouw zonden van de kant van God heeft ondergaan. Hierin is Hij geen voorbeeld voor jou. Hij is in dit lijden werkelijk onnavolgbaar. Toch moet dit aspect van het lijden ook worden genoemd omdat de Heer Jezus nooit een voorbeeld voor jou had kunnen zijn als Hij niet je zonden had gedragen.

Zijn dood is het gevolg van de toorn van God over jouw zonden die Hij op Zich heeft genomen (Js 53:12). Hij heeft deze weggenomen, zodat jij nu vrij bent van je zonden en in staat bent om Zijn leven als voorbeeld te nemen om dat na te volgen. Als jij nu toch weer zondigt en daardoor lijden over jezelf haalt als gevolg daarvan, is dat een miskenning van het werk van de Heer Jezus. Het werk van Christus voor de zonde is de basis om Hem te kunnen navolgen. Je hoeft in geen enkel opzicht toe te geven aan de zonde.

Het is nog belangrijk erop te wijzen dat de Heer Jezus niet tijdens Zijn leven op aarde de zonden heeft gedragen. Dat deed Hij alleen op het kruis, in de drie uren van duisternis. De gedachte dat Hij tijdens Zijn leven op aarde al onder de toorn van God stond, is volkomen misplaatst.

Het kan zijn dat die verkeerde gedachte voortkomt uit een verkeerde vertaling van het vers in de vertaling van het Nederlands Bijbelgenootschap, waarin staat dat Hij ‘onze zonden in Zijn lichaam op het hout gebracht heeft’. Daarin ligt de suggestie dat Hij de zonden al op Zich had tijdens Zijn leven en ze naar het kruis heeft gedragen. Zoals gezegd, klopt daar niets van. Tijdens Zijn leven was de Heer Jezus volledig en volkomen het welgevallen van God, Die dat ook een en andermaal heeft uitgesproken (Mt 3:17; Mt 17:5).

De Heer Jezus heeft in de drie uren van duisternis jouw zonden gedragen en daarover Gods oordeel ontvangen. Hij is daar in jouw plaats gestorven en jij bent daar met Hem gestorven. Jij bent voor de zonde afgestorven. De zonde heeft geen gezag meer over je, je hoeft er niet meer aan toe te geven. Dat is echt een geweldige waarheid! God ziet jou nu in Christus en rekent jou toe wat Hij met de Heer Jezus deed. Overigens staat nergens in de Schrift dat jij voor de zonde moet afsterven. Jij bent gestorven. Als jij jezelf ziet zoals God jou ziet, zal de zonde in jouw leven geen kans krijgen om zich uit te leven.

In plaats van de zonde de gelegenheid te geven in je leven ben je door het werk van Christus in staat om “voor de gerechtigheid te leven”. Je leven is er niet meer op gericht om gerechtigheid te verdienen, maar je mag de verkregen gerechtigheid in Christus in je leven laten zien. Je bent nu in staat om te leven in overeenstemming met het recht van God. Die nieuwe levensinstelling is het gevolg van de “striemen” van het oordeel die de Heer Jezus door Gods kastijdende hand op het kruis troffen.

Bij ‘Zijn striemen’ moet je niet denken aan de geselslagen die Hem door de soldaten van Pilatus zijn toegediend. Het is natuurlijk onmogelijk dat die striemen jou redding en verlossing hebben bezorgd. Alles wat mensen de Heer Jezus hebben aangedaan, heeft hun schuld ten opzichte van Hem en ten opzichte van God alleen maar groter gemaakt. Nee, alleen wat God met de Heer Jezus heeft gedaan in het oordeel over de zonden van ieder die gelooft, maakt “gezond”. Het betreft hier de gezondheid van het geestelijke leven dat door de zonde aangetast en verwoest was.

1Pt 2:25. Dat je geestelijk gezond bent geworden, blijkt daaruit dat je bent “teruggekeerd tot” de Heer Jezus als “de Herder en Opziener” van je ziel. Zoals ieder mens van nature van God is afgedwaald en verdwaald is (Ps 119:176), was jij dat ook. Je was de weg kwijt en kon die niet terugvinden. Toen is de goede Herder gekomen om Zijn leven te geven en jou daardoor de weg terug te laten zien. Het zwaard van Gods oordeel was ontwaakt tegen de Herder (Zc 13:7), Gods Metgezel, en heeft Hem geslagen in jouw plaats. Daardoor is de weg terug naar de Herder geopend. Nu ben je tot Hem teruggekeerd.

Je hebt de Herder weer gevonden, dat wil zeggen dat de ‘Herder’ jou heeft gevonden. Hij wil je verdere leven leiden en het je aan niets doen ontbreken (Ps 23:1). Hij is ook de ‘Opziener’ van je ziel, Hij waakt erover. Als je bij de Herder blijft, Hem navolgt, zal Hij als de Opziener van je ziel deze in vrede en gezondheid bewaren.

Lees nog eens 1 Petrus 2:22-25.

Verwerking: Wat is het verschil tussen het lijden van de Heer Jezus van de kant van mensen en van de kant van God?

Copyright information for DutKingComments