1 Samuel 10:25

Reacties op de aanstelling van Saul

Samuel legt op een boekrol vast wat van belang is naar aanleiding van de keus van het volk. Eerder heeft hij verteld wat de koning zal doen (1Sm 8:11), nu legt hij het volk het recht van het koningschap voor, de wetten en inzettingen voor het volk. Het is niet ondenkbaar dat Samuel bij deze gelegenheid eenvoudig de koningswet heeft overgeschreven (Dt 17:14-20). Wat hij heeft geschreven, legt hij neer “voor het aangezicht van de HEERE”, dat wil zeggen bij de ark (Dt 31:26). Na deze gebeurtenissen laat Samuel het hele volk gaan, ieder naar zijn huis, naar de eigen, vertrouwde woonomgeving.

Saul gaat ook naar zijn huis en nog niet naar de troon. Het gejuich is verstomd. Het volk heeft de koning die ze willen, maar de verbondenheid aan hem lijkt niet groot te zijn. Alleen zij, bij wie God dat in hun hart heeft gewerkt, gaan met hem mee. Zij erkennen Saul als door God over hen aangesteld. Misschien zou er anders helemaal niemand met de nieuw gekozen koning mee zijn gegaan. Ook David zal later Saul erkennen, zoals Samuel dat ook heeft gedaan.

Er zijn ook mensen die niets in Saul zien. Dat is niet omdat ze meer van de HEERE verwachten dan van deze man. Zij leggen zich eenvoudig niet bij de keus van God neer, misschien wel uit jaloersheid dat hij en niet zij tot leider zijn gekozen. Elke keus van God maakt de gedachten van harten openbaar. Ze hadden hun vraag (1Sm 10:27) moeten stellen toen het om God ging. Nu is het een foute vraag. Op deze uitingen reageert Saul op een goede manier. We kunnen daaraan een voorbeeld nemen als er van onze lelijke dingen worden gezegd.

Copyright information for DutKingComments