1 Samuel 15:17-23

Samuel confronteert Saul

Samuel heeft genoeg van de goedpraterij van Saul en legt hem het zwijgen op. Hij moet vertellen wat God in de afgelopen nacht tegen hem heeft gezegd. Saul bindt in en geeft Samuel gelegenheid te spreken. Samuel valt niet met de deur in huis. Hij leidt de eigenlijke boodschap in door Saul aan enkele dingen te herinneren. Hij herinnert hem aan zijn nederige begin en hoe hij toen was in zijn eigen ogen en hoe hij was geworden tot het hoofd van de stammen van Israël. Hij herinnert Saul er ook aan dat dit een zaak van de HEERE was.

De handeling van de zalving is wel door Samuel gebeurd, maar Samuel heeft dat gedaan namens de HEERE. Alles wat Saul geworden is, is hij geworden door de HEERE. Dat vormt een groot contrast met het gedenkteken dat hij voor zichzelf heeft opgericht. Hij heeft zichzelf gaandeweg groter zien worden. Naarmate hij groter is geworden in eigen ogen, is de HEERE uit zijn gezichtsveld verdwenen.

De zalving door de HEERE betekent dat hij voor alles afhankelijk is van de HEERE en dat hij van Hem zijn opdrachten krijgt. Zo heeft de HEERE hem de duidelijke opdracht gegeven om de Amalekieten uit te roeien. Daarvoor zou hij strijd moeten leveren, maar daarbij zou hij mogen rekenen op de kracht van de HEERE.

Nadat Samuel Saul heeft herinnerd aan wat de HEERE met hem heeft gedaan en de duidelijke opdracht die de HEERE hem heeft gegeven, stelt hij Saul een vraag. Die vraag is niet of hij de opdracht ook heeft uitgevoerd, maar waarom hij de opdracht niet heeft uitgevoerd. De ongehoorzaamheid staat vast en hoeft niet meer bewezen of erkend te worden. Het gaat erom of Saul eerlijk zijn ongehoorzaamheid wil erkennen en tot berouw over zijn ongehoorzaamheid komt. Samuel schildert de ongehoorzaamheid in felle kleuren. Hij stelt dat Saul “op de buit aangevallen” is en dat hij heeft gedaan “wat slecht was in de ogen van de HEERE”.

Uitvluchten van Saul

Het blijkt dat het geweten van Saul niet meer te bereiken is. Hij verdedigt zich tegen de duidelijke aanklachten van Samuel. Nog eens wijst hij erop dat hij de opdracht van de HEERE heeft uitgevoerd. Hij heeft toch heel Amalek met de ban geslagen? Dat hij Agag heeft gespaard, mag geen naam hebben. Alleen een kniesoor als Samuel let daar op.

Behalve dat Saul zijn ongehoorzaamheid kleineert en in feite wegwuift, verwijst hij weer naar het volk, naar wat zij gedaan hebben. Zij hebben inderdaad niet helemaal gedaan wat God heeft gezegd, maar ze hebben het toch echt met de beste bedoelingen gedaan. Ze hebben het beste van het vee gespaard om het aan de HEERE te brengen. Zie je wel dat ze wel aan de HEERE hebben gedacht?

Maar wat voor indruk heeft men dan van de heiligheid van God? Saul handelt naar het beginsel: “Laten wij het kwade doen, opdat het goede eruit voortkomt” (Rm 3:8). Naar dit beginsel handelen wij als we willen goedpraten wat in werkelijkheid duidelijk ongehoorzaamheid is.

Waarom Saul wordt verworpen

Samuel houdt Saul voor dat de HEERE geen belang stelt in zijn offers, maar in zijn gehoorzaamheid aan Hem en zijn luisteren naar Hem. Dit is een tijdloos beginsel. Het gaat altijd en overal op. Onze hele omgang met God begint met luisteren en onze hele omgang met God wordt onderhouden door luisteren. Dit luisteren moet gebeuren in een houding, een gezindheid van gehoorzaamheid.

Samuel begint met gehoorzamen. Alleen als de bereidheid er is om te gehoorzamen, kan en zal er ook goed worden geluisterd en worden begrepen wat God zegt. God zit niet te wachten op onze goede bedoelingen, want die vloeien voort uit onze eigen opvattingen over het dienen van Hem. We vinden dan dat Hij toch wel heel tevreden kan zijn met onze offers, geestelijk of stoffelijk of lichamelijk. Het is belangrijk dat wij Hem deze offers brengen, maar de grote vraag is wat ons motief is. Het is niet alleen belangrijk dat we iets doen. Het is vooral belangrijk, dat we doen wat Hij wil en dat we het doen omdat Hij het zegt. Dat bepaalt ook het tijdstip van ons handelen.

De Schrift zegt nooit dat het uiterlijk onbelangrijk is. Het offer is belangrijk. Het heeft echter geen betekenis voor God als het innerlijk er niet mee in overeenstemming is. God wil beide, maar als eerste wil Hij gehoorzaamheid. Hij heeft liever gehoorzaamheid dan offers, want alle offers veracht Hij als het hart niet gehoorzaam is. Als het hart gehoorzaam is, neemt Hij de offers met grote blijdschap aan. Het vet van rammen is het allerbeste van het offerdier, maar luisteren is nog veel beter.

Het is veel gemakkelijker om een rund of een lam te brengen om op het altaar verbrand te worden, dan om met elke hoge gedachte te handelen zoals geschreven staat: “Daar wij [de] overleggingen en elke hoogte die zich verheft tegen de kennis van God, afbreken en elke gedachte gevangennemen tot de gehoorzaamheid van Christus” (2Ko 10:5) en onze wil te onderwerpen aan Zijn wil. Gehoorzaamheid is de roem van de engelen (Ps 103:20) en is ook onze roem.

Als God een welbehagen heeft in ons en onze diensten, dan zijn wij gelukkig, dan hebben wij ons doel bereikt. Als we echter onze eigen wil volgen, terwijl we menen dat we Hem dienen, zegt Hij tegen ons: “Waartoe dienen Mij uw vele offers?” (Js 1:11). Nu wordt ons hier duidelijk gezegd dat nederige, oprechte en nauwgezette gehoorzaamheid aan de wil van God Hem meer welbehaaglijk is dan alle brandoffers en slachtoffers. Zorgvuldig luisteren en doen wat Hij zegt, is voor God aangenamer dan het verrichten van allerlei godsdienstige handelingen (Pr 4:17; Mi 6:6; 8; Hs 6:6; Mt 9:13; Mt 12:7).

Saul is niet gehoorzaam geweest, maar integendeel opstandig en tegenstrevend of eigenwillig. Hij heeft zich verzet tegen de wil van God. God heeft hem een opdracht gegeven en hij heeft die niet uitgevoerd. Samuel noemt opstandigheid een “zonde van waarzeggerij”, want opstandigheid tegen God betekent zich afwenden van God en zich wenden tot demonen. Saul is ook tegenstrevend geweest, hij is tegen Gods wil ingegaan en heeft zich niet laten corrigeren. Samuel noemt dat “afgoderij en beeldendienst”. Als men de eigen maatstaf hoger stelt dan die van God, is dat afgoderij, want het eigen ik wordt aanbeden en niet God. De eigen wil stelt men boven de wil en de eer van God. Offers van zo iemand betekenen niets voor God.

Ongehoorzaamheid is in werkelijkheid rebellie en is nauw verbonden met satanische machten van toverij. Zo heeft de satan Eva betoverd en haar tot opstand tegen God gebracht. Op grond van dit gedrag, waaruit duidelijk is gebleken dat Saul het woord van de HEERE heeft verworpen, wordt Saul als koning verworpen.

Copyright information for DutKingComments