1 Samuel 15:3-9

Inleiding

1 Samuel 15 is in zeker opzicht het laatste hoofdstuk dat over Saul gaat. Hier wordt de koning zelf verworpen, nadat eerder het koningschap van hem is weggenomen (1Sm 13:14). Met 1 Samuel 16 begint een nieuwe fase in Gods volk, waarin David op de voorgrond staat.

God schuift Saul niet zonder meer aan de kant. Het koningschap mag van hem zijn weggenomen, zijn persoon krijgt nog een kans. Dat doet God door hem een opdracht te geven die gemakkelijk uit te voeren is. Hij moet een aartsvijand van Israël volledig verdelgen. Ieder die God en Zijn volk liefheeft, moet deze vreselijke vijand haten. Wie denkt zoals God, moet er niet de minste moeite mee hebben dit oordeel over Amalek uit te oefenen. God geeft Saul deze nieuwe, maar tegelijk ook laatste kans. Helaas zullen we zien dat Saul faalt.

De opdracht kan wel eenvoudig zijn, hij is tegelijk ernstig. Om de ernst ervan te zien en ook te beseffen dat de consequenties van falen ernstig zijn, moeten we weten wie Amalek is. Amalek wordt de eerste keer genoemd in Exodus 17 (Ex 17:8). Daar valt hij Israël aan zodra het volk uit Egypte is bevrijd. Het is de eerste vijand waarmee het bevrijde volk te maken krijgt. Amalek valt aan op de plek waar Gods volk het zwakst is en als het uitgeput is. In Amalek kunnen we een beeld van het vlees zien en ook van de satan, die het vlees bestuurt.

God heeft aangekondigd dat Hij Amalek zal verdelgen (Ex 17:14). Maar ook met Amalek heeft God geduld. In het boek Numeri vinden we een tweede aanwijzing van het oordeel over Amalek (Nm 24:7b). Daar wordt de ondergang van Amalek verbonden met de komst van de grote Koning. Als voorafschaduwing daarvan zal David, en niet Saul, Amalek volledig verslaan. Zo zal de Heer Jezus de duivel in de afgrond laten werpen en Zijn regering aanvaarden (Op 20:1-6). In zijn afscheidsrede herinnert Mozes aan het uitroeien van Amalek (Dt 25:19). In beeld zegt Mozes: Als we zwak zijn, gaat het vlees gemakkelijk werken en zijn we een gemakkelijke prooi voor de satan.

De opdracht Amalek uit te roeien

Samuel komt bij Saul. Hij herinnert Saul eerst aan zijn zalving. Die zalving is geen eigen initiatief van Samuel geweest. Hij heeft Saul gezalfd op het uitdrukkelijke bevel van de HEERE. Zalving gebeurt met het oog op een dienst voor de HEERE, waaraan direct gehoorzaamheid aan de woorden van God wordt gekoppeld. Samuel zegt dan ook direct in verbinding daarmee tegen Saul dat hij moet luisteren naar de woorden van God.

Zalving en gehoorzaamheid aan Gods Woord horen bij elkaar. Dat geldt ook voor ons. Ook wij zijn gezalfd en wel met de Heilige Geest. We mogen worden aangesproken op wat we zijn.

Samuel geeft de woorden van de HEERE door Die Zich voorstelt als de HEERE van Zijn legermachten. Hij heeft aan Saul het bevel over de legermacht van Israël gegeven. Hij is de ware Koning, zowel over alles wat op aarde is als over legermachten en een koninkrijk hoger dan de aarde. Hij herinnert Saul aan wat Amalek Israël heeft aangedaan en hoe Hij dat beoordeelt (Dt 25:17-18). Amalek heeft Israël in de weg gestaan, toen het volk door Hem was bevrijd uit Egypte.

God heeft lang geduld met Zijn vijanden en die van Zijn volk, maar een keer komt de afrekening. Nu moet het oordeel worden uitgevoerd en dat oordeel moet totaal zijn. Niets anders dan het absolute gezag van God rechtvaardigt dit niets sparend oordeel. Door deze strijd zal Israël niet rijker worden: alle mensen en dieren moeten worden gedood.

Saul verslaat de Amalekieten

Saul treft voorbereidingen voor de strijd. Het lijkt erop dat hij de HEERE gehoorzaamt. Hij roept het volk op en er komt een groot leger op de been. Dat is wat anders dan de zeshonderd man die hij enige tijd geleden in zijn strijd tegen de Filistijnen bij zich had (1Sm 14:2). Door de overwinning van Jonathan en de resultaten daarvan heeft het volk weer moed gekregen om ten strijde te trekken.

Saul telt hen bij Telaïm dat ‘lammeren’ betekent. Hij telt hen als lammeren. Hij gaat ook niet overmoedig, maar met overleg te werk. Het leggen van een hinderlaag wijst daarop. Voordat hij Amalek aanvalt, bewijst hij nog een vriendendienst aan de Kenieten.

De Kenieten behoren tot de Midianieten. Daar kwam ook de schoonvader van Mozes vandaan (Ri 1:16; Nm 10:29). De Kenieten zijn door Mozes met Israël verbonden en hebben het volk een weldaad bewezen in de persoon van Jethro. Saul erkent de vriendelijkheid die hun voorouders aan Israël hebben bewezen, toen zij uit Egypte kwamen. Jethro en zijn familie zijn Israël behulpzaam en van dienst geweest bij hun tocht door de woestijn (Nm 10:29-31).

Hieruit kunnen we leren dat zij, die na ons komen, voordeel kunnen ondervinden van onze goede werken als wij er niet meer zijn. God is niet onrechtvaardig om ook maar één vriendelijkheid te vergeten die is betoond aan Zijn volk (Hb 6:10). Hij zal elke goede daad belonen, is het niet al op aarde, dan zeker in de opstanding.

Een andere les is dat het gevaarlijk is om in het gezelschap van Gods vijanden te worden gevonden. Hier krijgen de Kenieten een waarschuwing om daar te vertrekken. Deze waarschuwing geldt vandaag nog onverkort. Het is onze plicht en ons belang om te vertrekken uit elk gezelschap dat niet de Heer Jezus centraal stelt, opdat wij geen gemeenschap hebben aan de zonden van dat gezelschap en van de plagen die daarover komen, niet ontvangen (Op 18:4). De Joden hebben een gezegde: Wee de goddeloze, en wee zijn buurman.

Als de Kenieten uit het midden van de Amalekieten zijn weggegaan, verslaat Saul Amalek. Het is meer een ter dood brengen van veroordeelde misdadigers, dan een oorlog tegen strijdende vijanden. De uitslag kan niet twijfelachtig zijn, want de zaak is rechtvaardig en de roeping duidelijk. Saul voert het bevel van de HEERE uit.

Saul spaart Agag en het beste vee

De gehoorzaamheid van Saul is niet volkomen. Hij doodt al het volk van Amalek, maar hun koning spaart hij. Het volk is ook ongehoorzaam, maar Saul wordt als eerste genoemd in het niet volledig uitvoeren van Gods bevel. Hij bevestigt de ernstige waarheid van Romeinen 8 (Rm 8:7-8).

Het beste wordt gespaard. Daarmee willen Saul en het volk niet afrekenen. Het is een kwestie van hun wil. Het is een beeld van een mens in het vlees die wel wil afrekenen met de ergste uitwassen, maar alles spaart wat de schijn heeft goed te zijn. Dat is een ontkenning van de verdorvenheid van het vlees in zichzelf en ongehoorzaamheid aan het Woord van God.

Niemand zal dronkenschap of hoererij leerstellig goedpraten. Maar zodra het gaat om godsdienstige rituelen en wettisch formalisme of een ongelijk juk met een ongelovige in het werk van de Heer, praat men anders. Dat kan allemaal worden gespaard, onder het voorwendsel dat het kan worden toegewijd aan de dienst van de Heer.

De zonde van Saul en van ieder die zo met deze dingen omgaat, is het geven van een eigen interpretatie aan wat God heeft gezegd. Dat soort interpretaties wordt altijd gegeven met het oog op eigen wensen en de wensen van het volk van God, terwijl wordt voorbijgegaan aan Gods uitdrukkelijke bevel.

Copyright information for DutKingComments